
00:00
00:00
00:01
ట్రాన్స్క్రిప్ట్
1/0
MUZIEK MUZIEK. Onze hulp en onze enige verwachting sta in de naam des Heren, Heren, die hemel en aarde geschapen heeft, die trouwen houdt en eeuwig leeft en die nooit laat varen enig werk dat zijn hand begonnen is. Genade zij U en vrede van hem die is en die was en die komen zal, van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de doden, en de overste van al de koningen der erde. Amen. Geliefde wij zetten het samen zijn voort met het zingen van Psalm 81. Ja, kom binnen mannen. Psalm 81, het eerste vers, waar we samen zingen. Zingt nu blij, temoet, machtig, opperwezen, ene lofzaam toe, om ons heilgenot voor de Jacobschot met gejuich geprezen. Eerste vers, Psalm 81. MUZIEK Ieder oogst en oogst, oogst en oogst, Geliefden aan de orde van behandeling, is Psalm 81, vooraf de twaalf artikelen des geloofs. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige Schepper des hemels en der erden. En in Jezus Christus, zijn enig geboren Zoon, onze Heren, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle. De derde dagen wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende terechter aan God des Almachtigen Vaders, van waar hij komen zal hem teoordelen. de levenden en de doden. Ik geloof in de heilige Geest. Ik geloof één heilige algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, wederopstanding des vlees' en een eeuwig leven. Psalm 81, waar we godsheilig en onfeilbaar woord al dus lezen. Voor den oppe zangmeester op de gitte ten psalm van Aasaf. Zingt vrolijk Gode onze sterkte, juicht de God Jacobs. Heft hem psalm op en geeft den trommel, de lieflijke harp, met de luid. blaas de bazuin in de nieuwe maan de bestemde tijd op onze feestdag. Want dat is een inzetting in Israël, een recht van de God Jacobs. Hij heeft het gezet tot een getuigenis in Jozef, als hij uitgetogen was tegen Egypteland. waar ik gehoord heb een spraak die ik niet verstond. Ik heb zijn schouder van de last onttrokken, zijn handen zijn van de potten ontslagen. In de benauwdheid riep Gij en ik hielp u uit. Ik antwoordde u uit de schouwplaats des donderds. Ik beproefd u aan de wateren van Meribah, Zela. Mijn volk, zeide ik, hoort toe. Ik zal uw lieder onder u betuigen, Israel, dat ge naar mij hoorde. Er zal onder u geen uitlandsgod wezen, en ge zult u voor geen vreemde god neerbuigen. Ik ben de Heer, uw God, die u hebt opgevoerd uit het land van Egypte. Doe uw mond wijd open en ik zal hem vervullen. Maar mijn volk heeft mijn stem niet gehoord. En Israël heeft mij er niet gewild. Dies heb ik het overgegeven in het goede unkens harten. dat ze wandelen in hun raadslagen. Och, dat mijn volk naar mij gehoord had, dat Israel in mijn wegen gewandeld had. In het kort zou ik hun vijanden gedemd hebben, mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders. Die de heren haten zouden zich hem geveinstelijk onderwerpen. onderworpen hebben, maar hun lieder tijds zou eeuwig geweest zijn. En u zou het gespijst hebben met het vette der tarwe, en ik zou u verzadigd hebben met honing uit de rotsteen. Tot zover. Laat ons dus hier aangezicht zoeken. Heren, u bent het alleen, dit gebouw kan vervullen. Want bij u is één goddelijke volheid. En u bent het alleen. Wij bidden u dat u vervullen wat leeg is. bevestigen wat bestreden wordt. En die in banden zijn, dat ge ze losmaken mocht. Want waar uw geest is, daar is vrijheid. We dragen u op, het volk in Nederland dat meeleeft, grote afstand, uw woord hoort, en waar we af en toe mogen horen dat U krachtig overtuigt en trekt en brengt tot een zelfmakende kennis van uw lieve Zoon, in wie al uw welbehagen is. Heren, open doch de schriften. We beleid U dat wij blind zijn, en dat de Allerheiligsten maar een klein beginseltje der waarheid hebben. Ze zien als door een duistere spiegel. Maar straks zal uw volk zien van aangezicht tot aangezicht. Dan zal het deksel weggenomen worden. Heren, wij bidden u dat u de schriften opende en dat u erin meekwam. Het is toch uw woord. Het is toch alleen uw geest. Het is toch alleen uw zoon. U bent het toch zelf. Alleen, zo begon die psalm op. Juist Gode heeft er lofzang aan. Ach, gewerken wat wij niet hebben, U doe wat wij niet kunnen, al zouden we het zo garender willen. Maar wij doen wat wij niet willen. We beleiden het U, Heren. Wat zijn we toch ellendige wezens. Altijd tegen u. Maar nou een wonder van genade dat u vijanden met uzelf verzoent. Mensen die geen lust hebben zich tegen u en uw naasten te verzetten. Verzoend. U wil de verzoening. Uw wilde en wil herstelling. Uw wil zaligheid voor uw kerk. Opdat u verheerlijkt wordt en niet meer door onze werken. Wij werken tegen u. Maar alleen door uw werk. Uw eigen werk. Uw eigen kracht. Uw eigen liefde. Uw eigen zoon. Voor uw eigen volk. Ach, ge mocht nog horen. En als u niet meer wil horen, begrijp ik dat goed, heren. Dan zeg ik ja. Als u zich van ons afwendt, wat zullen we zijn? Dan hoop ik dat we er iets van leren kennen. Tijdelijke en eeuwige straf. Verdiend, u betaalt loon uit. Loon der zonden is de dood. Maar de genadegifte van u is het eeuwige leven. uw genade geeft, uw zoon, die het eeuwige leven is. Ik ben de weg, de waarheid in het leven. Wie in mij gelooft zal leven ook al waren hij gestorven. Daar gaat het om. Daar gaat het om. Ontferm U onze gedenken die kruisen dragen, bestreden en aangevallen worden, maar ik gun het ze. Want U bent verwinnaar in de strijd en U geeft Sion de zere. Ach, ontferm U onze ellende gehoop. om Jezus' wil. Amen. Die psalm begint met een lofzang. En hij eindigt met een klacht. Ik heb weleens gedacht, opent uw mond en dan staat er maar, mijn volk wou niet naar mijn stemmen horen. begint met een lofzang. Zingt vrolijk, Gode, onze sterkte, juicht de God, Jacob. En het eindigt met een klacht. God gaat klagen over zijn volk. Och, wat nama raad. Het is eigenlijk een moeilijke psalm, zou je zeggen. Hoe kan dat nou? Het begint met een lofzang, eindigt met een klacht. Laat ik direct helder doen zijn. Het is eigenlijk een psalm van overtuiging, van ontdekking. We hebben namelijk niet alleen gezondig tegen de heilige wet... ...maar we hebben gezondig tegen dat lieve evangelie. Och, hap naar m'n volk. Och, volk. Dat is precies wat de heilige geest gaat doen als die in je leven komt. die niet alleen overtuigen van de zonde tegen de heilige wet, de donder, de sine, maar hij breekt je door de zonde tegen het eeuwige, dat ik hem in zijn gezicht sla en van nature zeg aan de kennis uw wegen, heb ik geen last. Tegenwoordig moet je wat en je moet geloven en je kunt half geloven en je doet je best. Ik geloof er niks van. Och, had na m'n volk, na m'n woord, zich m'n volk gedragen. God al is bij je geklaagd, jongen. In je schande gezet. Je recht verneden. Nou, dat vind je eigenlijk in deze psalm. Het is een psalm van overtuiging. En zeker door het gesproken de uitocht uit Egypte. Het eerste wat ik daarvan wil zeggen is, aan het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad. Want ze zijn in de woestijn, in Korinthetien, ten neergeslagen. Wij willen altijd volle kerken, de heer zegt, één of twee. In mijn naam vergaat het, dat is mijn volkje. De gemeenschap der heligen. Dus het gaat eigenlijk over dat erfdeel der verkiezing. Weet je wie daar beelden van zijn? Kolbrugge zegt zo mooi, Jozo en Kale. Jozo is een type van de Heer Jezus. Die gaat het beloofde land in. En dan zegt Kolbrugge, die heeft Kale bij zich. Kale betekent hond. Hij zegt, ik ben de hond van de Heer Jezus. En hij neemt mij mee. Het beloofde land. Ja, dominee, dit en dat acht dogmatische verhaaltjes zegt niks aan mensen. Meer vechtlust dan vredegezindheid. God klaagt. Om ze te overtuigen van de zonde tegen het evangelium. Dat verbrijzelt. Dat verbreekt. Dat vernedert. Ik had vandaag een bezoek en las ik dat gedeelte. Van Peters verzoek met drie keer verlogenen. Ik zei tegen die man, dat ga jij ook nou doen. uitlandige goden dienen. Godverloor. Maar laten we ons blijven bij de teksten en een ogenblik nadenken. Dus onthoud dit. Het gaat over het erfdeel der verkiezing. Een overblijfseltje naar de verkiezing der genade. Verder was het allemaal gemengd volk dat meeging. Dat wandelde achter gods volk aan, maar was er geen deel van. Moet je altijd maar denken in de kerk. Meest gemengd volk. Maar het gaat om dat erfdeeltje der verkiezing. Die komen thuis. Laten we eerst nog zingen. 81, 3 en 4. 81, 3 en 4. Waar we samen zingen. Laten we dat maar even opnemen. Jukma. Blij, bazuin, geschal, klink in Israels oren. Doe nu overal deze maarverstaand feest der Nieuwe Maan. De eestuur is geboren, want dit is bevel van de Heren der Heren aan zijn Israël. Dit is het hoog gebodtrecht van Jacob's God, dat we billig eren. 3 en 4, 81. GEZANG EN MUZIEK MUZIEK gemeente de Bazuin slaat een gebroken geluid op de Nieuwe Maan. De Nieuwe Maan is altijd de dag, drie keer per jaar, van de grote feestdagen. Dan wordt dat volk door de Bazuin geroepen om het recht van Jacob's God te eren. Het recht is eigenlijk Het getuigenis, de eed, het verbond, betekent in de grote feestdagen. Dus eerst paasga, dan de wetgeving pinksteren en de laatste is het Lofuttenfeest. Dat ziet op de woestijnrijs maar geeft een voorsmaak van de palmen van het hemels Jeruzalem. Daar is het loofhuttefeest. En u zingt deze psalmdichter en hij zegt laten we een psalm zingen. Dat gebeurt met de harpen, met de luid. Kalfijn zegt... Dat zijn oud-testamentische symbolen van de Heilige Geest. We hebben geen harp en geen luik meer nodig, maar het is de geest. Geestelijk, ze noemen dat geestelijke liederen, daar maken ze gezangetjes van. Nee, liederen gezongen, gedreven door de Heilige Geest. Daar gaat het om. Nu heet de Free Presbyterian Church in Scotland, zegt geen orgels. Calvin zei het ook. Nou, domme, je bent toch niet tegen orgels? Nou, ik ben tegen orgelconcertjes van mensen. Je hebt van die organisten, die houden eerst vijf minuten een concert. Daar word je naar van, in plaats dat ze een toontje geven en die psalm aangeven. Moest je eerst eens laten horen hoe ze kunnen spelen. Onzin, onzin. Een toontje. U weet, er is een stem op dat orgel, vroeger tenminste, is de fokshumana. En de fokshumana is de menselijke stem, want er was geen voorzanger meer. Vroeger hadden we voorzangers, die zongen een regeltje vooruit. En toen die er niet meer waren, hadden we één stem op het orgel, dus de fokshumana, de menselijke stem. Dat is eigenlijk de bedoeling. Begeleiden. Niet meer. Nou goed, laten we een psalm zingen. En er worden muziekinstrumenten genoemd. En ik ben het met kalvijn eens. Maar ja, geluik er ook maar niet teveel van zeggen. Het gaat eigenlijk om het geestelijk zingen. Door de geest geleid. Nou, over welk feest van de grote feesten gaat hier over het paas over? Paas over betekent voorbij gaan. Het zwaard van de gerechtigheid gods ging voorbij. Aan wie? Aan de kinderen van Israël. Want er was bloed gestreken van het lam. Dat gegeten werd geroosterd met bittere saus. Op de deurposten. Van het hart. Eigenlijk. En daar moesten ze zich denken elk jaar. De uittocht uit Egypte. Want de heer had gezegd, laat het volk trekken dat ze mij dienen. Pharoah was een god, hè? Potiphar was een priester. Ontmand. Goed. Ook daar ga ik niet verder over. Daarom had zijn vrouw een probleem. Dat moet je wel onthouden. Dus Potiphar... De faraó was een god. Hij werd als een god gediend. Daarom had hij ook profeten, die deden ook wonderen. Alleen de slangen van Mozestaf aten de slangen op van faraó's tovenaars. Vooral in de eindtijd zult u weer van dat soort wonderen zien. om de uitverkoren te verleiden. Alle genezing is niet van God. Het kan ook van de duivel zijn, die macht heeft. Dan moet je ons nou aan twijfel brengen. Nee, onderscheiden preken. Nou, God het gestreden is al met de tien plagen. De laatste plaag slaat hij zijn Zoon. Het is de enige die die liefheeft. God slaat zijn Zoon, het Lam van God. Christus is van eeuwigheid God. En als hij z'n zoon slaat, laat hij z'n volk, ellendige hoop, vijanden, die hij wil verzoenen, laat hij gaan. Pas over, voorbijgaan. Het was eigenlijk steeds met elke plaat gebeurd. Het was licht in het huis van de Joden in Goossen, maar alleen in het huis. Een Egyptische duisternis, maar in het huis van de joden was licht. Maar als je buiten de deur ging, was het ook donker. Alleen in dat huis. Hij kan al die plagen niet behandelen. Alleen, daarin ziet u onderscheiden bediening. Is er een leed niet, wat de heidene leed. Hij maakt een onderscheid. In de prediking moeten we separeren. tussen waar en vals, niet alles meenemen, dan bedrieg je de boel. Het gaat om waarheid tenminste. Nou, dan leidt hij ze uit. Want ze hadden geroepen, gaat hij een oorlog aan met Egypte. En waar brengt hij ze? Bij de Sinaï. De plaats van de donder. Als je de berg aanraakt, ga je sterven. Er werd een hek om je heen gezet. Als u uitgeleid wordt, brengt God u bij de Sini, de plaats van de donder. De plaats der wetten. En als je bij een leeuw verkeert waar dat niet meer geleerd wordt, moet je hard weg lopen. Dan word je met algemene verzoening bedrogen. Weet je wat zo mooi is? Hij heeft ze omslagen van de potten, hij heeft de yuk van ze afgenomen. Dan gaat hij tot ze spreken met een spraak die ze niet verstonden. Dan ga ik dat weer uitleggen. In het begin was het woord, dus de spraak gods. Christus is de spraak van de Vader. God sprak en het was hem. Israël heeft nooit het woord recht verstaan. Ze hebben een spraak gehoord, het woord God had ze niet verstanden. Heel veel mensen praten bij mij altijd over de wetgeving. Dat is de plaats van de donder, ja. Bliksem en vuur, de majesteit Gods openbaar te zeggen. Maar dan moet je eens luisteren. Ik antwoorde u, heb je weer het woord, uit de schouwplaats des donders. Wat nou dan? Is de plaats van de donder een schouwplaats? Ja, dat is een schouwplaats voor de kerk. Want gemeente, de heer heeft aan Mozes niet alleen gegeven de morele wet, de tien geboden. Waartoe is dan de wet gelaten? Drie. Laat ik maar lezen. Zij is om de overtredingen wil daarbij gezet. Dus was de bedoeling van de wet dat je een leugenaar bent en een godslasteraar, dat je dat gaat leren. Dat je hiernaast de haat en god hoogt. Begint de katechismes mee. Weet je dat ook? Ze zei, je moet kiezen. Ik zei, maar je bent te laat, je hebt al gekozen. Al dat kiezen, het is bedrogen. God kiest. En dan moet je luisteren hè. Die is erbij gesteld om daar overtredingen wil. Om de zonde te ontdekken. Ik heb je wel eens eerder gezegd, ik had er een zaad zien meisjes. Stapler stond er 25 op een categorisatie. Kinderen, er staat geen zult niet stelen. Ik zeg, wat heb je gehoord? Ik zeg, zeg het eens, wie? Domen, ik heb gehoord dat ik niet stelen mag. Jammer, zei ik, jammer. Heb je niks gehoord? In het hoekje zie ik nog de meisje zitten, tranen liepen over haar wang. Weet je wat ze tegen me zei? Dominee, ik heb zondag gehoord dat ik gestolen heb. Ik zei, ach kind. Om daarover twee dingen wel. Daarbij gezegd. God haat hiernaast. Al die vrome praatjes, maar ik geef er toch geen cent voor. Het is niet eens waar. Ik heb gelukkig dat oude volk nog leren kennen. Dat in de weg van de wet afgesneden werd. Overgezet in Christus. Gezelschappen. Moet je vandaag overkomen als je over de wet praat? Leugenbalken, zei hij. Maar nog wat. Totdat het zaad zou gekomen zijn, wie is dat? Dat is Christus. Die hem beloofd was. En wat heeft de Heer er nu op de simie gedaan? Want hij gaf ook de ceremoniële wettenofferanden. Toen heeft hij de wet, luister, gelaten 3 vers 19. Toen heeft hij door de engelen de wet besteld in de hand van de middelaar. De kanttekeningen van de staat van vertaling zijn helder. Sommigen zeggen hij heeft het gezet in de hand van Mozes. Maar de kanttekenaren zeggen dat zou kunnen, maar daar ziet het niet op. Want het vervolg in gelaten drie is wie is de middelaar? Christus. Toen heeft hij de wet gegeven die u vervloekt in de hand van de middelaar. Hem vervloekt op dat u gezegend zou worden. Dan heeft hij de wet gesteld in de hand van de Heer Jezus om die te voldoen, volmaken. Om te zijn een nieuw mens. Gode verheerlijken. Om te betalen wat je niet betalen kunt. Hoor je hem zingen in Psalm 40? Ik draag uw heilige wet. Dat is zalig hoor. die gij de sterveling zet in het binnenste Engeland. Dus God gaf op de Sienie niet alleen de eis van de wet, maar ook de prediking van het evangelie door de dienst van de offeranden, het lam van God. Weet je waarom? En toen kwam Mozes van den Berg af, de blomsteren aangezicht. Heel veel mensen zeggen dat Blonk door de heiligheid van de wet... Nee! Hij had het licht van de wereld gezien. En weet je wat de Joden zeggen? We kunnen dat niet aanzien en ze deden deksel op hun gezicht. Tot op deze dag! Vijanden van Christus. en gemeente, al word ik niet zalig. Ik zou kunnen zeggen, de heren zeggen tegen me afgelopen jochie, je hebt me zo vaak beledigd. Dan zou ik toch maar blij zijn dat de wet vervuld wordt, door de wetsvervuller. God zorgt voor zijn eigen wetsvervulling. Vrede door het bloedislam. Dus als u de wet leest, daarom begint de wet natuurlijk ook, niet natuurlijk, maar daarom begint de wet met dit, ik ben de Heer uw God die u uit het diensthuis uitgeleid hebt. Ik ben uw God. Ik zeg, ik ben uw God. Dat volk zegt niet, u bent onze God, nee. Hij zegt, ik ben uw God, verier ook in. Gods wil met dat volk gemeenschap hebben en zegt, gij zijt van mij. Het bittert de Heerde Jezus ook. Hij zegt, Vader, zo waren het u, hebt ze mij gegeven. om ze te wassen en te verzoenen en ze straks terug te geven tot eeuwige zaligheid. En godsvolk beleefde wat van. Die gaan inleven wat is van God in Christus teruggebracht naar God. Die eindigen niet in de middelhaag. Het is wel christocentrisch, Christus in het midden, maar Christus spreekt met het oog op zijn vader. En dan heb ik gezegd, hoe ik erover denk, voor mezelf. Als hij tegen me zegt, maar je hebt je niet aan mijn wet gehouden, je hebt andere goden genieten, dan zeg ik ja. Laat ik maar direct vragen waarom zou dat er nou staan? Tot geestelijke overtuiging. Want die geest gaat overtuigen dat we in hem niet geloofd hebben. Dat is de grootste zonde. Andere goden. Een andere zaligmaker. Eigen zaligmaker. Dat is zo mooi in die psalm, hè? Dan zegt God niet... ...weg met je, ik ga nog wel op onderdelen in. Dan zegt hij, maar je hebt niet willen luisteren. En als je nou eens geluisterd had, zegt hij... ...open naar je mond. Had je vijanden gefeindselijk onderworpen voor je. Had je eeuwig leven gehad. Maar je hebt niet gewild. Zitten hier nog mensen... Die zeggen, ik heb niet gewerkt. Of zijn jullie zo gewillig? Daar geloven we niks van. Zelfs na ontvangen genade ben je het vlees onderwerp zich de wet gods niet en het kan ook niet. Moet je bijna niet meer preken hoor. Allemaal zo gewillig. Zo gelovig. Maar weet je wat ons volk tegenkomt? Ongeloof. Ongeloof. Ongelooflijk. En dan gaat God over je klagen. Dan zegt hij, waarom, waarom doe je dat nou? Ik heb je uitgeleid. Je hebt me veracht. Dan is er toch geen plekje meer waar je in de kerk op past, he. Dan staat die tollenaar achter. En hij slaat zo op zijn borst, huilen van de zonde. Dan wekt God niet alleen overtuiging, maar ook berouw. Bekering is berouw. En als je schulden houdt voor het beste, dan mag God met je doen wat hij wil. Wat een vlakveld. Dat moet je beleven, anders weet je... Ik praat nog dingen, als je daar niks van weet, weet je er echt niks van. Het is de Godsvriend. Ja, alle mensen. Nee, niet alle mensen. Eén Sierufinitische vrouw, hij zegt... Jij krijgt geen brood hoor. Dacht je dat ik het brood van de kinderen aan je geef? Dus is hij ja, dat is goed. Maar u geeft zoveel, af en toe valt er een kruimeltje op de grond. Mag ik dat dan eten? En die vrouwtje groeit, dat is uw geloof. Gods volk krijgt een heel brood met een kruimeltje, jongen. Die blazen niet z'n ogen te horen. Ik dit... Ik moet veel deze tijd inleven wie ik ben. Veel meer dan ooit. De Heer liet me het zien. Nu moet ik inleven wat ik ben aan het vangen van Gnade. Niet waardig, dat hij onder mijn dak zou inkomen. Maar hij is het waardig. En daarom, al die vrome goddinsplaatjes geven er niks om. Niet gesepareerd. Niet onderscheid tussen waar en vals. Echt zo. En we zitten er middenin. Je moet ze allemaal meenemen. Smitegald, die kreeg weleens vragen en dan zeiden ze, dominee, hoe zit het? Smitegald, dominee, die preken waar ze gelezen, mooi hè? Echte spreekpreken, hè? Kunnen de kinderen er nog naar luisteren. Hij ook als schoorlief kind een preekje van Smitegald gelezen in de kerk. Goed luisteren hoor. Dan gingen ze aan hem vragen, Dominic geef eens antwoord, ik heb een vraag. Hij zegt, vertel ik niet. Vertel je niet? Nee. Hij zegt, ei in de kerk, kom, krijg je zelf antwoord, zei hij. Van God antwoord. Dan gaat hij je weer leren. Dan gaat God je hart openen. Of niet natuurlijk. Dan zit je daar als een dode steen. Kaatst alleen maar af. Maar je kan toch je steenhaard wel wegnemen. Ik had een kind van God dat begon zo te luisteren. Elke zondag had ze wat. Ik denk, o jongen. Maar op een zondag komt ze weer bij me en zegt ze, domee. Ik heb niks meer. Weet je wat ik nu leef, moeder? Steenhaard. Ik zeg, goed kind, ga God je wat leren. Ik ga niet naar het steenhaard, dat hoort niet. Dat is gebeurd toen bij dat mens. Want je gelooft toch niet dat je een steenhaard hebt, hè? Geloof je? Geloof je dat maar. Begrijp je? Ja. Nou, dan hebben de heren zoveel gedaan. Gods volk hebben er de vrucht van, maar de meelopers niet. En weet je wat die doen? Die zeggen, we zullen de heren dienen. Staan ze vlak bij de grenzen van het beloofde land. Joshua. Mozes leidt ze niet in, he. Joshua, he, type van de heren Jezus. Die leidt ze in, he. En weet je wat ze zeggen? We zullen de heren dienen. Hij zegt, dat gaat niet. Want God is een ijverig God. Je kunt hem niet dienen. Ja, dat is wel waar hoor. Want hij zegt, laat dezelfde, maar ik en mijn huis te solideren dienen. Wie is Joshua? Een type van? Heer Jezus. Hij zegt, ik. Mijn Heer Jezus. En zijn huis mag ik ook bij behooren. Te solideren dienen. Maar hij heeft eerst geleerd dat hij hem niet kon dienen. Nou, dan heeft hij de wet in de hand van de middelaar gegeven. En dan komt er een rustgrond in het midden van de donder. Dat is het offer van Christus. Dan wordt de wraak gestild. De vrede met een kus van het recht begroet. de vrede met een kus van terecht begroet. En al die frome praatjes van al die kerken geloven er helemaal niks van. Je moet erbuiten gezet worden om naar God ingezet te worden. Nou, en dan ziet dit op paas over, maar sommige uitleggers zeggen dat ziet ook op het jubeljaar, één keer in de vijftig jaar. Dan wordt de schuld weggenomen, de slavernij ten einde gebracht. En de borg die zorgt voor het leven, voor het nageslacht. Ga ik ook allemaal niet uitwerken, maar dat moet je maar eens onderzoeken. Dat is het jubeljaar, één keer in de vijftig jaar. Dat is het evangeliejaar. Ja, dan klinkt er een beetje een gebroken geluid bij de nieuwe manen. Hoor, de inzettingen, de eet van God. Verbonderen, vrederaad, eeuwenvriend. Luister. En doden zullen horen de stem van de zonen gods en die ze gehoord hebben zullen leven. Ja, we gaan nog een versje zingen maar, hoor. 81, de negende vers. 81, negende vers. Waar we samen zingen. Nou ja, u vindt dat wel, hè. Als je oud wordt, dan kun je het niet meer zo goed lezen, het is toch wat. Het mag misschien nog wel gelezen worden. 81.9 uvers. Nou ja goed, u vindt dat wel. ZANG EN MUZIEK MUZIEK. En gemeente, dan gaat die God klagen die ze uit Egypteland heeft uitgeleid. Ook weer zo mooi, hè? Ik ben de Heer, uw God, allemaal hoofdletters, hè? Jehova, of... Jawel, ik ben die ik ben. Ik verander niet ten opzichte van nu. Nee, nee. Als ik je één keer lief heb gehad, hou ik van je en blijf ik van je houden tot een eeuwigheid. Ja, ja. En ik doe wat ik zeg. Wordt wel eens vertaald met ik zal zijn die ik zijn zal, maar dat is een futurum, toekomende tijd. Ik zou het liever vertalen, ik ben die ik ben, de onveranderlijke, de getrouwe, de almachtige. Nou. En dan zegt hij, u bent mijn volk. Nee, dan zegt hij, ik ben uw God. Zo is het mooi, hè? Als je Psalm 23 neemt, dan zijn mensen... Er staat echt niet, ik ben een schaap. Staat dat er? Nee hoor. Maar weet je wat er staat? Ik ben de goede herder. Hij zegt niet, ik ben een schaap. En ze zeggen zelf niet. Weet je wat ze zeggen? Ik heb een goede herder die zijn leven stelt voor de... Het begint bij God die bemint van eeuwigheid. Ik kan het je ook niet leren, maar het is wel waar. Hij is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid, toch? Wij maken van de neer een vaker mens. Vandaag belooft hij het, morgen doet hij het niet. Niet waar. Zou ik het zeggen en niet doen? Spreek en niet bestendig maken. God spreekt van eeuwigheid. Met een eeuwige verlossing. Is beter dan de schepping. Is een onveranderlijke verlossing. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont. Daar zal de mens nooit meer kunnen vallen. Nee. Wie u uitgevoerd heeft, ik heb dat gedaan. Uit Egypteland. Hij zegt, en dan wil ik graag dat je leeft van mijn belofte. Want uw brood zal zeker in uw water gewisst zijn of omgekeerd. Zeg, bent u de Zoon van God, zegt de duif, nu hij al veertig dagen honger geleden Hij zei, weet je wat, je bent God, maak van die stenen brood. Hij zei, nee, ik leef van de belofte van mijn vader en ik kom nooit te laat. Doe uw mond wijd open. Niet eten en drinken. Dat is toch God roepen? In mijn oudheid heb je maar ruimte gemaakt. Net als die kleine vogeltjes. Ken je die kinderen? Kleine vogeltjes. Beetje voorbij weer, hè? Zwaluwtjes. Of die rookbosjes, of ik weet niet hoe ze heten. En als dan die moeder komt met haar wormpje, gaan al die bekjes open. Die kleine diertjes, die hopen op hun moeder. De heren zeggen, hoop nou ook eens op mij. Want ik weet van zoveel moestjes en gehad vele moestjes te behoeven. Is waar of niet? Maar ja, we moeten die en we moeten dat doen. Ik ben ook zo. Dat ik die man aan mee heb en de meerderheid in de gemeente. En je hebt geen uitlandschap. Er waren twee goden die Israel altijd dienden, dus de baal, de baal is deze godsdienst, ik geef hem een kwartje en ik krijg een gulden terug. De baal was een handelsgod van de Filistijnen. Ik moest met een man naar Genema, die reed me naar een preek. Ik zei, hoe is het jongen, met jou, met dank, dag, ochtend zat hij. Hij moest me s'avonds ergens toe leiden in de Delihoek. Hij zei, nou, ik heb een slechte dag. Ik zei, wat dan? Hij zegt, ik heb een transportbedrijfje om goederen rond te brengen in de Kop van Overijssel. Hij zei, ongeluk met m'n auto. Grote schade. Ja, zo. Hij zegt, ik weet ook wel hoe het komt. Ik wou zorgens honderd gulden in de pot doen. En toen ik in de kerk kwam was het vijftig. En toen het zakje bij me kwam, zakte het naar vijfentwintig, zei hij. Ik dacht dan. En toen zegt de heer, ik zal het wel van jou nemen. Hij zei dus, en dat begon niet meer. Hij zei dus, ik ga nou vanavond er een hoop in doen. Ik zei, maar God is geen verzekeringsagent. Hij keek me dan. Ik zei, joh, je moet maar vergeving vragen, lijkt me aardappelbeter. En vernieuwing van je hart. Als je wat voorgenomen hebt te geven, moet je het doen. En als je het niet doet, God weet het wat te krijgen. Die oude domen in Holland. Dat is een weduwe, ik noem maar wat voorbeeldjes, want het is echt gebeurd. En die oude dame die gaat naar die boer en die zegt, wat is je beste koe? En die zegt dat. En die zegt, dan moet je die vanavond gaan brengen bij die weduwe, want mensen hebben niks. En die zegt, ja maar ik weet wel een betere koe. Maar niet die beste. Dus wat deed dat mannetje? Dat nam een klein beetje mindere koe en dat bracht hij bij de mensie. Hij zei maar voordat hij zorgens opstond was de beste koe al gestorven. Amen, dank u wel heren. Uw geesteltenigelijk zoon, u weet ons wat lijkt te krijgen. Je kunt er gewoon bij, anders laat hij je lopen. We maken vaak van de heer een verzekeringsagent. Weet je waar je het mee moet doen? Met de belofte gods. En als die het 50 jaar uitstelt, is het ook nog een wonder. Nee. Weet je hoe lang die het uitgesteld hebben? 340 jaar! Weet je wanneer de Heer Jezus komt? 340 jaar nadat de laatste profeet Malachi heeft gepreekt. Maar weet je hoe wij zijn vandaag? Als het vandaag niet gebeurt, hoeft het niet meer. Onzin! Onzin. Bij het naderen van de dood. Volkomen uitkomst geven. Nou, maar mijn volk was niet. Die geloofden me niet. Die wou niet maar een stem horen. Wie is de stem? Is Christus het woord des vaders, niet naar Christus horen. De wet doen, netjes leven, denken ze, bedriegers. Vandaag nog een gesprekje met een collega in Nederland. Ik zeg, de grootste zonde is eigen gerechtigheid. Dat is een dubbele zonde. In de eerste plaats wil je geen zonder zijn. In de tweede plaats denk je dat je iets voor God kunt betekenen. Het is niet waar. Niemand die goed doet, tot niet één toe. Alle afgeweken. Derven de eerlijkheid Gods. Alle. Jij en ik. Een eeuwig wonderschot dat je gaat geven, jochie. Doe je mond wijd open. Maar mijn volk wil niet. Naar m'n sterven horen. Marit, je krijgt een nieuwe fiets. Ik weet helemaal niet of het Marit was. Pa, wanneer krijg ik hem? Ik zei ja. Een jaar al bent, jammer. Kan het morgen niet zijn, nee. Maar je hebt het zelf beloofd.' Ik zei, ja. Weet je wat de krachtigste pleitgrond is bij God? Zeg, Heer, u hebt het zelf vergoed. U kunt zeker wel niks mee te maken hebben, maar u zegt, doe je mond wijt open, ik zal het vervullen. Elendig wezen ben je. die God niet betrouwt. Het gaat helemaal mis. Weet je waarom het misgaat, jongen? Om het goed te maken. Geloof je niet, hè? Je gelooft hoe het direct goed gaat. Het gaat eerst mis en dan gaat het pas goed. Ik had een vriend, Jan de Wit. Ze zijn allemaal een beetje afgeweken daar nou. Ze zijn nu half bekeerd. Op zijn sterrenbed, Jan Wist, hij zei... Ik zei, jongetje, wat dan? Toen zijn oogjes glimmen. Toen zei hij zo, nee, maar na het zuren komt het zoet. Ik zei, ja, Jan. God geeft het zuur om het zoet te maken. Anders weet je niet eens wat zoet is, jochie. Hij neemt soms wat van je, om het beter uit te delen bij een ander. En dan van onze kindje weg, zeven maanden. De moeder schoot een knoop in die koord vastgeknopt, stikken. En ik stond aan dat grafje. Toen zei de heren, ik heb z'n ogen vooraan de klomp gezien. Zou ik het zeggen? Niet doen. Spreken niet bestendig maar. Maar mijn volk wou niet naar mijn stem, dat is Christus, dat is het woord. Zelf doen, de wet vervullen, eigen gerechtigheid, froom zijn, anderen verachten. En dezelfde dingen doen, zegt een heren die de wereld ook doet, want waar je een ander veroordeelt, dat doe je hetzelfde. Nee, wel! Wel. Ik ook. En jij ook. Maar mijn volk gewoon niet. En weet je wat zo mooi is? Gaat God klagen en zegt niet weg met je. En je zegt ach, waarom doe je dat nou niet? Waarom veracht je me nou? Waarom betrouw je me nou niet? Heeft zich anderen gewoon... De Heere zegt niet weg met je en zegt hij gaat klagen. Dat is eigenlijk ook de wet, he, looieg je en ga. Jij zult niet. Ik heb u uit Egypteland geleid, u stilt nou toch niet meer. Waarom stil je nou nog? Waarom haat je me nou nog? Waarom ga je nou andere goden dienen? Kan je dat verdragen, schat? Dan ga je zeggen, breek je kapot, kereltje. Ga je huilen, naar huis. We noemen dat berouw, metanoïa. Bekering is berouw. In de Engelse king James vers in de vee altijd. Repentance en faith. Tegenwoordig hebben ze het alleen over geloof. Ik niet. Bekering en geloof. Schuldbeleidenis, vonnisafwaarding. Naar het rechtvaart, oh dieu god, stijlijke. Een eeuwige trap verdiend. Toch niet, hè? Want ik heb de wet aan mijn zoon gegeven. Die heeft een volmaakte gehoorzaamheid voorgebracht. De schuld betaalt het nieuwe leven, al de dag gelegd. Ewig leven. En waarom wil je me nou niet horen? Waarom wil je het nog altijd zelf doen? Waarom wil je niet op me wachten? Waarom, vrouwmannetje? Een from mannetje. En als dan de wet gelezen werd in de tijd van Ezra en Nehemia, weet je wat er gebeurde? Stond het volk te huilen. Dan begint de opwekking. Dus de kerk begint te huilen. Ik heb mijn tranen onder de klaag. Toch moet ik zwezen daarna. Begint een soort jachtje gebreed. Dan gaat die treurigheid geven, maar dan gaat die voortreurigheid vreugde ook niet geven. En het gewaarde is los, dan begint die psalm voor een benauwde geest. Maar dan is het eerste nodig. Het wordt vervuld in het tweede, want waar de geest dus heer is, gelaten drie, is vrijheid. Verzegeld, verzekerd. door de derde persoon van het goddelijke wezen. Met de eerste verzoend in de tweede. Toegepast door de derde persoon. Verzekerd en verzegeld. Moet je ook haast niet meer over hem praten. We hebben het altijd over de Heer Jezus. Dat is waar, hè? Maar de Heer Jezus praat er niet over. Hij zegt, Vader, ik kom om U wil te doen. Ik spreek de woorden die Gij mij gegeven hebt. Ik draag uw heilige wet. In gehoorzaamheid en betaling. Die gij de sterveling zet. Van binnen. Geestelijk. Nou hij doorgaat en zegt, heren ga ik je overgeven, dan mag je wandelen als u wilt. Ga ik mijn handen even van je aftrekken. Zullen de vijanden niet meer naar je horen en niet meer geveinstelijk onderworpen zijn? Laat het je gaan. Dan mag je wandelen naar het goed denken van je eigen hart. Eigenwillige goddienst noemen we dat. Zelfs gods volk. Dan mag je wandelen naar het goed denken van je eigen hart. Dan zullen we eens kijken hoe dat afloopt. Je hebt mij de springhaten des levenden waters verlaten. Je hebt je bakken uitgehouden die geen water houden. Dat heb je gedaan. Als je dat gedaan had, had je eeuwig leven gehad, zei hij. Dan had ik alles gedaan. Je vrije gunst die eeuwig mij bewoog. Weet je, mensen, ik krijg nou vanavond, na een hele tijd van strijd, een klein beetje lust om de eren te vrezen. Ik moest van de week in leven. Dan zeggen ze je moet God lief hebben. Toen dacht ik, ja, dat kan ik niet eens. Maar het gebeurt wel als ik de liefde van God in mijn hart gevoel krijg. Wederliefde, versta je mij? Dan krijg je gebroken hart. Dat wordt bevindelijk geleerd. Dan zeg je niet, ja, maar het is... Zelfs het gevoel doet niet mee. Dacht je dat? En het meeste van die is de... Liefde! Geloof, hoop en... Liefde. En het meeste van die is de... Liefde. Godsliefde. En die liefde schept in mij wederliefde. Die liefde is vruchtbaar. Daar word ik bemind om te beminnen. Versta je me? En anders is het allemaal vrome poppenkast. Vrome. Dan gaat de kerk zeggen, waarom is die bruid? Dan zegt ze, zulke ene is m'n liefste, zulke ene is mij. Waarom? Die bruidegom heeft een liefhaap. Zwart, toch lief. Wordt bevindelijk geleerd. Niet dogmatisch. Want met dogmatiek bestrijden we elkaar. In de gemeenschap ontmoeten we elkaar. Ziet hoe lief ze elkander hebben, omdat hij ze eerst heeft lief gehad. Maar dan kun je de zonde ook niet meer verdragen. Want de vreze gods, zijn vrucht van de liefde, doet wijken van het kwaad. Dan zeg je niet, hindert niks over hoe je leeft. Hindert wel! Ik zeg niet dat je daardoor zalig wordt, maar het is een vrucht van genade. En als de vruchten er niet zijn, deugt de boom niet. En dan mag ik ook zeggen, alle vrucht wordt uit die ene boom gedragen. Ingeënt als een tak. Is a branch. The wounds of Jesus, in de wonden van Christus. In die lieve bloedwonden van de heer Jezus. Die lieve bloedwonden. Hij zegt tegen Thomas, leg je hand maar op voor jou, zegt hij. Hij zegt, leg je hand er eens op, zegt hij, voor jou. Dus dan gaat de heer Thomas mijnen. Dan zei hij, Thomas, ik voor jou. En weet je wat Thomas dan doet? Dan zei hij, mijn Heer en mijn God. Dan zei het volk vroeger, dat moet je onthouden van me, elke daad van het geestelijk leven is een weeromstuitende daad. Dat moet je onthouden, hè? God is de eerste en het stuit weerom. Het is vreugdbaar. Een weeromstuitende daad. Nou, dat had ik u feindelijk onderworpen, want waar het woord van de koning is, dat heb ik weleens meegemaakt in de gemeente, dan durfden ze niks te zeggen, maar als je weg ging, gingen ze roddelen. Maar als het woord van de koning er is, moesten ze zwijgen. Verstaat dat, hè? zullen ze geveinselijk onderworpen worden. Want dan weten ze, als ze gaan antwoorden, gaat God antwoorden. Nou, dan zou ik je vijanden van je gekeerd hebben en zou je een eeuwig leven gehad hebben. Nou, dominee, hoe moet dat nou? Gedenk niet meer aan kwaad. Wij bedrieven. Onze heuvel dan wordt ons uit gunst vergeven. Schuldbeleidenis vond een zaanvaarding. Een vlakke weg. En dan komt-ie hier door de vlakke velderheid. Zijn naam is Heren der Heren. Wordt zo'n vlak jochie. Worden de heuveltjes platgemaakt en de dalen opgehoogd. Een verhoogde weg in de woestijn. Dat is Christus. En daar is-ie nou. Ik had nog een lieve vriend van me, domein Roos. Hij woont bij Kindvolk. Wij zeiden, klaar zei de jochie. Als hij nou zou zeggen, ik wil niks met mij te maken hebben. Hij zegt, dan moet ik zeggen, ja dat kan ik goed begrijpen. Ik zei, ja Willem, zo is het. Maar waarom ontdekt hij nou, om te bedekken, waarom doet hij je berook kennen? Omdat hij tot waar geloof geroepen wordt. Buiten je mond open gaat doen, dat hij je in benauwdheid hebt gemruimd. En in die zin zijn we hier niet met een groot getal, maar in niks. Eén is duizend. Roddel en lasten gaat rond, ze doen maar. God is rechter. God is rechter. Maar de leer van halve bekeringen, daar geloof ik dus niet in. We zijn hier niet voor niks. Zo zit dat. Maar er zijn toch in Holland nog van godsvolk die meeluisteren, soms duizend in de week. En we horen. We hopen toch ook nog weer een poosje in Holland aan. Spreekbeurtjes dan. Godsvolk dan ook. Iets van de gemeenschap. Want ze zoeken elkaar toch op. Want waar twee of drie in zijn naam vergaderd zijn, daar is hij in het meedoen. Kom je er ook, weet ik niet van, het kan wel een atoombom regelen, weet ik niet. Maar het is onze begeerte. Nog weinig onder het volk te verkeren. In aanvechting en strijd. maar ook om samen nog eens te zingen, geloofd zij had. Het diepste ontzag. Hij overlaat ons, dag en dag, met zijn gunst bewerkt. Die God is onze zaligheid. Wie zou die hoogste majesteit? Mensen, krijg je lust om de neren te vrezen, jongens? Het zou toch een wonder wezen, hij zonder God niet meer kon. Omdat God zonder jou niet meer kan. Want daar begint het, hè? Nou, zie. Nou ja. Ja. Ach, jongens. En die dierenaten. Die zullen geveinselijk onderworpen worden, heb ik al gezegd. Meestal in de gemeente. Ben je weg, dan pakken ze een zwaard en dan stoppen ze in je rug. Maar ja, doe maar. Waarom? Nooit recht afgesneden. Nooit recht in Gent. Een hoop frome praatjes en werken waar we geen dubbeltje voor geven. Gezond. Bedrog van de bovenste plank. Nou moet je zo eindigen, nee hoor. Ik ga met jullie meezingen, in mijn hart een beetje. Zou God zijn genaam vergeten. Nooit meer van verandering weten. En dan eindigt met die laatste, na het zuren geeft hij het zoet. Wie niet zuur geweest is, wordt nooit zoet. Dan gaat hij het kleed van de rouw veranderen in een vreugdekleed. En dan ga je nog meer de rouw inleven, over je eigen oude bestaan. O men, nooit geweten dat er zo'n monster achter zit. Nou ja, misschien mag ik vragen. Hoef ik ook niet te vragen. God heeft vanavond gevraagd. Wie heeft nou lust in heren te vrezen? Zou dat nou je grootste geluk worden? Als je met God verzoek mag worden. En in de vrucht van de vrezeres, heren, wijkende van het kwaad, een lust krijgt. in z'n wegen te mogen wandelen, heren. Ik kan het niet. Doetgij het toch. Voor uzelf. Om Christus willen. Amen. Lieve heren, als u mij een klap geeft, heb u glad gelijk. En als u zegt, ik draai mijn hoofd van je af, weet ik het ook. Ik zal niet twisten. Maar ik ben eerlijk, heren. Ik ben heel eerlijk. Als u niet bent, is het niks. Want u maakt vol wat leeg is. U maakt rechtvaardig wat goddeloos is. U bemint wat u niet bemint, maar u verlaat. Al heb je met vele boeleerders geboeleerd. Nogthans keer weder. Want je bent de huisvrouw van mijn jeugd. Je denkt aan het volk in Nederland. Het wordt dun. Allemaal goddienstige praatjes. Theologische waarheden die nergens op slaan. De bevinding weg. De vreze godsgeweken. Men zegt, ja, God kan wel werken, al doen we alles verkeerd. Nee, mege nointo. Welke verdoemen is rechtvaardig, is die das zeggen, zegt de apostel. Want zonde wordt duur. En bitter. En de vreze gods doet de zonde aarten. En de gerechte... Ach, Heere, werkt het nog in ons hart. Dat steenaard, die steenachtigheid, Heere, ach. ontferm u onze om Jezus' wil. Breidt uw koninkrijk nog uit, en die het niet wil hebben, krijgt het. Vreemd, want vijanden worden met u verzoend. En u zegt, zie, hier ben ik. Zie, hier ben ik. Ontferm u onze om Jezus' willen. In dit volk zijn meer hier gekomen in Canada om de boerderij dan om u. Maar u kunt wel veranderen dat de boerderij en alle geiten niks meer waard worden. Als ze u missen. Heren, mag dat ware godsgemis, ontdekking, geopenbaard worden. Ja, maar missen is het niet, nee. Maar zonder gemis is er geen vervulling. Zonder vondesaanvaarding is er geen vrijspraak. Ach, ontferm u onze roem, Jezus willen. Amen. Wij zingen nog het laatste. Nee, 81, 12 en 13. 81, 12 en 13. waar we samen zingen. Ja, je mocht het dus zingen, maar je had het. Het zou wat wezen, he. 81, 12 en 13. Ach, u vindt het wel, ga je hangen, maar je kan maar. MUZIEK EN ZANG. ZANG EN MUZIEK MUZIEK ZANG EN MUZIEK U mogen heengaan in vrede naar uw huizen, ontvangende de zegen des Heren die we in zijn naam op u leggen. De liefde gods des vaders, de genade van de Heer Jezus Christus en de troostvolle gemeenschap van de Heilige Geest zij voor het eerst opnieuw en blijven met u allen. Amen.
Loflied en Klacht
Loflied en Klacht - Psalm 81 - Rev. K. Veldman
ప్రసంగం ID | 8923041504901 |
వ్యవధి | 1:32:09 |
తేదీ | |
వర్గం | మిడ్వీక్ సర్వీస్ |
బైబిల్ టెక్స్ట్ | కీర్తన 81 |
భాష | డచ్ |
© కాపీరైట్
2025 SermonAudio.