00:00
00:00
00:01
Transcript
1/0
Uwten, wij willen dit middaguur voortgaan met het uitleggen van de Heidelberger katechismes en wel zondag drie vragen antwoord zes. Laat ons dus hier aangezicht zoeken. Heren, wij beden u om licht, om zeden en de bediening, ook wanneer we dit opnemen en het uitgezonden wordt. dat u wordt nog recht verstonden nadat we beleden hebben in de tijd van de reformatie met de kerk van alle tijden en plaatsen. Heilig uw vertuigenis, alleen om Jezus' wil. Amen. Ik lees u zondag drie, vraag en antwoord zes. Heeft God dan de mens al zo boos en verkeerd geschapen? Nee hij, maar God heeft de mens goed en naar zijn even beeld geschapen, dat is eenware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn schepperrecht kennen, hem van harte lief hebben met hem in eeuwige zaligheid leven zou, om hem te loven en te prijzen. Het is opmerkelijk dat de leraar nu zegt, dat is waar, ik ben van nature geneigd God en mijn laatste taten, dat in deze tijd al een zeer bijzondere beleiding is. Want sinds de verlichting geloven we dat de mens van binnen schoon en rein is en dat hij alleen uit de omgeving, dus door andere voorbeelden, kwaad wordt. Dus het kwaad komt niet voort uit eigen hart en leven, maar wordt ons aangedaan, ook de joden leerden dat, daarom waren er allerlei reinigingen en wassingen, zodat ze van het stof der aarde, waar ze zondagen gelopen hadden, zouden verlost worden en ze niet door dit stof zouden worden besmet, daarom mogen ze ook bijvoorbeeld niet in het huis van een heiden komen, opdat ze met de zonde van die heiden niet besmet zouden worden of verdorven zouden worden. Dus zij geloofden dat het kwaad van buiten naar binnen kwam. De Heer Jezus zegt, nee, dat verontreinigt u niet, maar wat van binnen naar buiten gaat uit uw mond, dat verontreinigt u. We hebben een onrein, gelijk de vorige vraag en antwoord duidelijk beleidde, een boos, een verdorven hart waarbij we God haten en onze naaste. Daar begint het sinds de val in paradijs. En nu probeert de mens een schuld, een schuldenaar te vinden en hij begint bij God. Het is altijd zo. Alle dingen zijn verkeerd en we beginnen de schuld te geven aan de Heer. Heeft God dan de mens al zo boos en verkeerd geschapen? In de eerste plaats beleidt hier de Heidelberger katechisme dat God de mens geschapen heeft. Moeten we wel verstaan, de mens is niet geschapen uit niet, Dat is de wereld. En alles wat in de wereld is. Maar God heeft de mens uit het stof der aarde gemaakt, staat er, geformeerd. Dat is wat anders, hè? Wij zijn geschapen, ofwel gemaakt, beter, geformeerd, uit het stof der aarde. En toen heeft God de adem des levens, en ik geloof niet anders dan dat, de ziel is ingeblazen, de adem des levens, de ruach, jawel, de geest des Heeren, en we werden een levende ziel. Dus nog eens, ik geloof ten diepste dat de mens een geestelijk wezen is, een ziel, en hij heeft een lichaam gekregen. Het is immer zoals we sterven dan, leggen we het lichaam af en onze ziel gaat onmiddellijk naar God. Heden zult ge met mij in het paradijs zijn. Vader in uw handen beveel ik mijn geest. Zegt ook leren Jezus. Nou, nu heeft God de schepping geschapen, maar ook de mens gemaakt goed. want hij zag alles wat hij gemaakt had en het was zeer goed en hij rustte ten zevende dagen van zijn scheppingswerk, scheppingswerk dat zeer goed is. Dus God heeft de mens goed geschapen en dan staat ernaar zijn evenbeeld. Ik geloof dat, we vinden dat in Genesis 1 dat God de mens na zijn beeld, maar dan zeggen de kanttekening, in zijn beeld heeft geschapen. En wie is nu het beeldgods? Dat is de tweede persoon van het goddelijke wezen, het uitgedrukte beeld van zijn zelfstandigheid. De gemeenschap die de mens had in de staat en rechtheid was in de tweede persoon met de drie-enige God. God heeft ons in zijn gemeenschap tot zijn gemeenschap. Geroepen niet alleen maar onbevestigd. Dat is één. Twee, dat kon alleen bestaan als de mens heilig en rechtvaardig was. Zou die in de zonde vallen, zou die gemeenschap verbroken worden. Dan zou dat beeld Gods verbroken worden. Dan zou die zonder God en zonder hoop, zegt laat een apostel, in de wereld zijn. En dat is die geworden. En dan weet ik wel, de uitverkorene heeft God van eeuwigheid bemind, en door het offer van zijn lieve zoon plaatsbekledend en plaatsvervangend met zichzelf verzoemd. Want hij is gekruiseld voor de grondlegging der wereld. In die dingen kom ik dit middaguur niet, maar laat ons dat duidelijk weten. Dus toen de mens in de zonde viel, is die gemeenschap met dat beeld, of in dat beeld, met God verbroken. En nog eens, ik zei net, zonder God en zonder hoop in de wereld. vijandig geestelijk dood en natuurlijk geneigdhebbende God in de eerste plaats en mij naast te haten, staat werkelijk in het Oude Testament. Nee, dat is haten tot in de wortel van je bestaan. Ik heb vorige keer gezegd, dan wordt het naar de val, wij willen als God zijn God onter concurrent, wij willen ons eigen recht hebben van onszelf zijn, bepalen wat we willen doen. We onderonderwerpen ons niet meer aan de wetten gods, aan zijn gemeenschap en zijn liefde. En wel geliefd, en zo heeft God in zijn beeld geschapen. En nog eens in ware gerechtigheid, niet half, maar gerechtigheid wordt hier gezien als een mededeelzame eigenschap van God. Dat is het leven naar zijn wet. naar zijn recht, het recht dat hij op ons had, één liefdesrecht, maar ook heiligheid, dat is heiligheid is afgezonderd van alles om voor God te leven, heilig, heilig, heilig, zing het eigenlijk. Je zaai er zes, zijn heiligheid, dat is afgezonderd tot hem, Dat is een heilige dienst, dat is een sieraad voor God zijn mensen. Dat is dus ingerechtigheid en heiligheid, dat is een schipje in het beeld Gods, na zijn gelijkenis. In Christus, ingerechtigheid en heiligheid, in de tweede persoon van het goddelijke wezen, in de gemeenschap bestond dus de geschonken gerechtigheid en de geschonken heiligheid, mededeelzaam uit de drie-enige God. Waarom? Opdat die God zijn schepperrecht zou kennen. Dus waarom heeft God hem in zijn gemeente? Opdat hij de Heren zou leren kennen. En kennen in het Hebraeus is eigenlijk jada en betekent eigenlijk lief hebben, want de liefde kent. Jonge mensen, je kunt een oog op een meisje hebben, laat ik maar eenvoudig praten, en je weet omdat je van haar houdt al veel meer van haar dan van alle andere mensen, want de liefde kent, bekent. Zoek gemeenschap, Nou, van harte recht kennen en hem van harte lief hebben. Dus, weren kennen, weren, dat is uit de liefde van God hem bemenen. Want Gods liefde schept en herschept. Tegenwoordig moeten we God lief hebben, maar men kent de liefde God zelf niet uitgestort door de Heilige Geest inderdaad. Dat wordt een wet. Maar eens in de stadenrechtheid konden we niet lief hebben, zonder dat God ons lief had. We konden niet gerechtigheid hebben, zonder dat God ons die gaf en onderhield. We hadden geen heiligheid, als het een Heer ons die niet gaf en onderhield. In hem, de tweede persoon van het Goddelijke Wezen. Je moet nog eens nakijken bij de schepping, daar staat in het beeld geschapen. De kanttekening is zeer duidelijk, het is ook de leer der heiligen schrift. En met hem bleven in eeuwige zaligheid. Wat is nou de zaligheid van de kerk? Dat is God. Want die God is onze zaligheid. En daar zou geen storing in geweest zijn. Een eeuwige heden in de zaligheid van Gods gemeenschap zijn. Ach lieve vrienden, met hem Zouden we leven in eeuwige zaligheid. En als we dat weten en ervaren, gaat de liefde loven. Want liefde en loven horen bij elkaar. Om hem te loven en te prijzen. Is dat niet wonderlijk? Nou wel, geliefde, een paar dingen. In de eerste plaats, hier beleid de kategismes wat u niet meer vindt in deze tegenwoordige wereld. de psychologie en de psychiatrie en de filosofie gaat maar uit van een blanke pit. We worden vuil gemaakt door anderen of door omstandigheden of door God zoals hier gevraagd wordt. Maar eigenlijk zijn we ten diepste goede mensen. Die Joden leerden dat in de staat der rechtheid we een overtollige gerechtigheid hebben, dat zegt ook de Roomsche Kerk. Maar we zijn eigenlijk gebleven die we waren, zonderloze schepselen, die een vrije keus hebben ten goede. Maar men haat deze leer. wanneer u gaat leren, dan wij. Van nature geleigd zijn God en onze naaste taart, en ziet u het altijd niet. Tienduizend Russen sterven, honderdduizend miljoen. Israël, de kaart geveegd, gehaat, de beminde op haar vader wil. God en zijn dienst, christenen vervolgd. Waarom? God en zijn dienst, onze naaste, maar ook onderling de volkeren, staan tegen elkaar op. Het is een diep, treurig, vreselijke tijd, waar de hel op de straat wordt uitgeleefd. En ik denk, het is nog maar een beginnetje. Vroeger geloofde ik alles dat wat God goed zou noemen, gingen wij slecht noemen. En wat God slecht noemt, zouden wij goed gaan noemen. We vermoorden de kinderen in de moedersgod. We zijn niet eens met het geslacht dat we gekregen hebben. Is er niet veel gebrokenheid? Zeker. Wat heeft de mensgeschapen mannelijk en vrouwelijk? Negat, tegenover elkaar op gelijke hoogte. Maar de man is het hoofd van de vrouw. Hij zorgt, bemindt. Vrouwen en kinderen. Liefde. Het is nog een bloem achtergebleven uit het paradijs. Maar goed, hoe ook. Vandaag geloven we in een goed mens, wat er nu aanziet. Rousseau heeft het geprobeerd met een kind, om de ideale omstandigheden op te voeden. Een wiegje te kopen, altijd verzorgd, gevoed, geen gebrek. Maar toen het wat ouder werd, gaf hij er een speelpok. En hij denkt, zal eens zien. En toen hij na een halve dag weer thuis kwam bij dat kind, dat hij beproefde, had dat kind de haren uit het kopje van de pop getrokken. Daar ging Rousseau, met zo'n goede mens. Daar hebben we ook een overheid die het zwaar niet te vergeven draagt. Het kwade te beteugen door vrees. Door genade wordt het kwade beteugend door de liefde, door genade alleen. Waarom zondigt gij nog, heb ik u vorige keer voorgehouden? Waarom nou, als ge uitgeleid zijt, uit een diensthuis in de gemeenschap als erstaand? Waarom nou dan? 6E Dus u hebt alles tegen op de universiteiten, op de theologische scholen, bij het Jodendom en het Rooms-Katholicisme, bij het Hindoesme, waar eigenlijk onverschilligheid ongevoeligheid baart, te midden van al die ellende. Ach, ik ga daar u niet zoveel verder van zeggen, maar u moet maar rekenen, geliefd, in dat u alles tegenhaalt, wanneer u behaagt, nu God u geleerd heeft, wie u zelf bent, Adam, een vijand. Maar, o wondermensen, God gaat vijanden met zichzelf verzoeken. Hij zegt tegen Saulus van Thaes, ik heb uw liefdesheb en een uitverkoren vat. Ach man, wat doe je zelf toch een kwaad, door je hielen tegen de prikkels te slaan. Verliezen ga ik, want ik hou van je, en zij liefde overwint mijn vijandschap. En neem de wet aan het kruis weg, de wet van vijandschap. Dat is één. Een mens kan nooit zichzelf recht verstaan en heeft geen doel in de wereld tenzij God zijn doel wordt. Men vindt geen rust, men jaagt voort naar wat men zag en niet meer vinden kan, naar leegte en ijdelheid, naar seks en vermaak, naar geld en goed. En het laat de ziel zo leeg strijkt tegen de ziel. Maar mens heeft een doel, dat was het doel, het is hem te verheerlijken in zijn gemeenschap. En wie daar iets van in de weg der verzoening heeft leren kennen, weet je waar je gaat zingen dan? Die God is onze zaligheid, wie zou die hoogste meisjesheid van die mensen hierbij prijzen. Dus liefde uit zijn liefde, gerechtigheid uit zijn gerechtigheid, heiligheid uit zijn heiligheid. Daarom zeggen de Dordtse leerlingen, of de Nederlandse holopleiders, dat we ook in de staat der rechtheid uit onszelf ombekwamen waren enig ding recht te doen. Nou, met hem in eeuwige zaligheid te leven. Och, dat is de zaligheid. Met God leven. God met jou leven. Het leven in hem en het leven met hem in Christus. Om hem te loven en aan te prijzen. Maar wat is het een stilte vandaag. En dan moet ik maar bij mezelf beginnen, herrie. We kunnen daar een aanvechting zijn, onze verdorven natuur streden met het heerlijke beginsel der genade. Ach, ik roep de ganse dag, wees mij de zonde genade. In Christus. Is dat niet gebeurd, ja. maar ik wist niet dat ik nog aan dat boze leven zo hing van binnen, en het wordt niet beter straks, een volkomene verlossing van mezelf, van het haten, van de weerstand, zelfs soms tegen de neer, ach, heren, vergeef me toch, mijn zonden zijn vele. Maar lieve vrienden, ik hoop dat God u eens in paradijzen zijn vijand brengt. en dat je met die vijandschap niet meer leven kunt, want het zijn de goede tierenheden, God is dan goed voor slecht mensen, die tot berouw lijden, onbeloof. En hebben genaged u elke dag, het zijn zo'n goede tierenheden, toch nog geen lust in uw kwaad, gef het woord dan, gehoord de bediening aanrecht. Maar gij die in ons middel God's kinderen zijt en uw oude natuur die zich niet onderwerpt aan de wet van God, De Nere weet waarvan zijn maak zal is te wachten, en heeft de ganse zaligheid, o eeuwenwonder, buiten onszelf gebracht, in Christus alleen. O, de Nere, ze wordt gedenken in deze korte meditatie, en Gods arme Sion aan de troon der genade, want in Christus heeft de mens nieuw leven, gerechtigheid en heiligheid, wijsheid, volkomen verzoening, Ah, lieve vrienden, buiten de neer Jezus is geen leven, maar eeuwig zielsverderf. Hij mogen u geopenbaard worden. In hem moogt u gevonden worden, hebbende zijn heiligheid en gerechtigheid, geroepen heiligheid. Dus niet alleen een goorzaamheid aan de wet, alsof ik nooit gezonderd had, maar ook een heiligheid, alsof ik nooit een hater geweest was. Bedekt met zijn heilige natuur, God zegende zijn woord. Amen. Heren, heilig het aan onze harten, alsjeblieft, om Jezus' wil. Amen.
Heid. Cath. Zondag 3
Series Heidelbergse Catechismus
Sermon ID | 51241812283805 |
Duration | 20:58 |
Date | |
Category | Podcast |
Language | Dutch |
Documents
Add a Comment
Comments
No Comments
© Copyright
2025 SermonAudio.