00:00
00:00
00:01
Transcript
1/0
En nu, wat verwacht ik, o heren, mijn hoop, die is op u. Dominee, vandaag mag u wel uitroepen met David, voor het aangezet is, heren. Wie ben ik, heren, heren, en wat is mijn huis, dat gij mij tot hiertoe gebracht hebt? En het antwoord werd veertig jaar geleden door u uitgesproken, namelijk door het niets van de mens en tot het alles van God. Door deze ene naam Jehovah is het dat zijn woord tot op de dag van vandaag nog in ons midden mag gepredikt worden, want dat is genade en nog eens genade. Want ook u hebt dit nooit gezocht, en zult wel duizendmaal gedacht hebben, het zal de laatste keer wel wezen, en ik houd ermee op. Maar al die zonne der gerechtigheid weer eens mag opgaan in de ziel, dan mocht u met vrolijkheid uw pad lopen, ziende dat het niet uw werk en werken waren, maar Gods eigen werk, ja, de zijne alleen. om een verloren Adams kind te ontdekken aan zijn verloren toestand, of dat alle mond gestopt worden en de hele wereld voor God verdoemelijk zij, maar ook de openbaringen toepassen. van Christus aan het act en zijn gerechtigheid. Het is alles zijn werk en daarom iedere stap in deze veertig jaar genade en nog eens genade. Dee roemt, roem me in den heren, ook mevrouw Veldman, veertig jaar predikansvrouw, De Heere heeft uw Lieden erdoor gedragen, daarom past het ons om te getuigen, door u, door u alleen, om met eeuwige welbehagen. De Heere gedenken uw Lieden met kinderen en kleintjes, kinderen en mogen het u en ons geschonken worden ons te verblijden in gods grote daden. Laten we zingen in psalm 103 vers 1. Loof, loof den heren mijn ziel met alle krachten en wat er verder volgt MUZIEK Onze hulp en onze enige verwachting. Sta in de naam des Heren Heren, die hemel en aarde geschapen heeft, die trouwen houdt en eeuwig leeft, en die nooit laat varen enig werk. dat zijn hand begonnen is. Vergenade zij u en vrede van hem die is, en die was, en die komen zal, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de doden, en de overste van al de koningen der erde. Amen. gemeente wij zetten ons samen zijn voort met het zingen van psaal 39, het vijfde en het achtste vers, psaal 39. Dit is de psalm waarvan we geloofden dat we intreden moesten doen in Leerbroek. We namen het achtste vers, nu dan wat verwacht ik o heren, mijn hoop is op u, we zingen het nu in de beruimde vorm. Nu dan, o heren, wat is dat ik verwacht? Mijn hopen staat op u alleen, maar ook het achtste. Hoor mijn gebed, mijn bang geroep, o heren. Daak schrijend, u mijn leed vertoon. Ik diebe u als vriendeling verkeer, en hier gelijk mijns vaders woon. Aai, wend uw hand, en plage van me af, verkwik mij. Erik, dalend graf, vers 5 en vers 8, psalm 39. MUZIEK van de wereld, regen ouwe Muziek ZANG EN MUZIEK EN ZANG EN MUZIEK MUZIEK een enkel woord. Veertig jaar geleden, en veertig jaar is een levenspan in de Bijbel. We werden bevestigd in de Nederlandse Vormde Kerk in Leerbroek als dienaar van het Godolijke Woord. Op jeugdige leeftijd had de Heer hem geroepen met deze woorden, dwingt ze om in te gaan, of dat mijn hart vol wordt. Na de studie van zeven jaren, die mij waren als de dag van gisteren, want als het uit liefde is, is zeven jaar maar een oogwenkje, dat vindt u bij Jacob, werden we geroepen tot de dienst des woords in de Nederlandse vorm De Kerk in Leerbloek. Ach, het was in die tijd een gemeente van veertig zielen, omdaan door twistermoeite. De meeste hadden de kerk verlaten, en het was niet een begeerlijk beroep. Als dat mij gelegen had, had ik het niet aangenomen. Maar de neer is wijzer dan een dwaars, deze dwaars. en in een afsnijdende weg werd ik er gebracht. Kerkraad bracht de beroepbrief en dat wil ik toch maar eens zeggen. Ik zeg, mensen nou vragen jullie of ik een roeping heb, maar hebben jullie wel een roeping? Want als het goed is, weten jullie dat het komen moet. En anders moet je mij geen beroepbrief brengen. Een oud kind van God, Goverd Lam, van de lampfamilie, leerbroek bekend. Zei Doon, ik moet je wat vertellen. Ik zei, doe het dus. Ik zei, drie maanden geleden zaten we onder de bediening toen u collega Roos verving en ving. En daar zitten we te luisteren naar u. Ja, ik dacht, dat wist ik al, ik had ze gezien. Maar ze hadden niet aan praten geraakt, na de dienst van Maal doen ze dat als het gaat over beroepingswerk. Hij zegt maar ik zit daar en ik krijg mijn kracht te geloven, zie u het er een leraar, ik zal hem afzenden. We hebben alles stilgelegd, zegt hij, alles stilgelegd. En we hebben op God gewacht. Hij zegt dus ik kom dat briefje brengen omdat God het gezegd heeft, zei hij, omdat de Heere het gezegd heeft. Zie u het er een leraar, ik zal hem afzenden. We mochten daar zijn. de weg van strijd, maar welke leraar is er zonder strijd van binnen en van buiten. Maar we hebben daar één die machtig is mij te overwinnen en de strijd te winnen, want de strijd is gewonnen. Onze liefde neer heeft ons daar gebracht En veertig jaar, als ik nog één ding zeg en dan stop ik erover, want wat is een mens? Eén klompje ellendigheid in zichzelf. Maar wat ik ben, zegt Paulus, ben ik door de genade Gods die met me is. Dat ben ik graag zeggen, dat ben ik wel graag zeggen. Maar wat is uw zwerver dan in de wereld geweest? Wel dit. Het is altijd onze roeping en onze verlangen geweest dat De orthodoxe beleidenis is niet een leerstuk van het hoofd, maar de beleidenis is een leerstuk van het hart. Het gaat in de beleidenis over bevindelijke theorie, over ervaring. Daarom begint de katechismes niet met weet u alles, maar wat is uw enige troost? Leven is daar. Dus de beleidenis heeft een relië, een bevindelijke kracht. Bijvoorbeeld de Nederlandse gelooflijn is, als ze spreekt over de kerk, dan spreekt ze niet over het instituut van de kerk. Daar beroemde Rome zich op. Maar de Nederlandse gelooflijn is, beroept zich op de kerk en hoe noemt ze de kerk? De vergadering van alle ware christgelovigen. Dat is de kerk. Dat is de kerk. De vergadering van alle ware christgelovigen, dat is de kerk. En Erskine zei, dominee Smits, ik las dat stukje pas van een vriend van mij in de Moedma zending destijds. Hij zei, jongen, en nu schreef hij het. Eskine zegt, wat heb ik aan de naam van een kerk A of B, als de waarheid er niet meer is, is de kerk geen kerk meer, zegt hij. Hij zegt, dus ik heb in wat schuren geprikt en wat garages en bij wat varkens en wat koeien. Hij zegt, mijn gemeente is overal, dan ben ik het daar ook niet eens. Vandaar dat we als we enige roeping hadden daar buiten ons kerkverband te spreken, schaamden we ons niet. Nee, want er zijn niet vijf kerken, er is een ene kerk, de Una Sancta, de eenheilige algemene christelijke kerk, dat is de kerk. Dat is de vergadering van de ware kerk. En onder hen zijn vele hypocrieten. Want als de Heer in zijn zaad zaait, dan zaad de duivels nachts ook zijn zaad in, dus dat hoort nog samen te gaan. Maar God haalt zijn volk hier eruit, want die kent hier van eeuwig. En dan, dat hebben we gezocht hier, in de Verenigde Staten in Zuid-Afrika. Dus ik denk aan ouwe vrouw Jonkers, kind van God uit Urk, hoe we haar begroeven. Een mens gevundeerd in het waar dat zelf mag, kundig geloven Christus. Maar mensen houden ook op, Want de mens is een zelfbedoeler en God bedoelt zichzelf ook en daar gaat het om. Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen, daar. Dat loven men vroeg en spaar. Ach, ik heb het maar mogen doen, maar ik durf heel niet te zeggen hoe ik het gedaan heb. Want, ja, zie, dan begin ik toch weer. Nou ja, zo is het. Ik denk, je zult wel eens denken, nou die man die weet het zeker. Ach mensen, ah mensen. Hij weet het, daarom mag ik het wel eens weten. En als dat niet waar is, is er niks waar. Zijn naam moet eeuwig heer ontvangen. Ik wens u dat u leest Job 33, vooraf de 12e titel. Dank voor uw woorden. Ik geloof in God en Vader, de almachtige Schepper des hemels en der aarde, en in Jezus Christus, zijn enige geboren Zoon, onze Heere, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maag Maria. die geleden heeft onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald trellen, ten derde dagen wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende terechter aan Gods, de Almachtige Vader, van waar hij komen zal om te oordelen de levenen en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest, ik geloof in de Heilige Algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der Heiligen, vergeving der zonden, wederopstanding des vleesjes en een eeuwig leven. Amen. Job 33, beginnende bij vers 1. En gewisselijk, o Job, oordocht mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore. Zie nu, ik heb mijn mond open gedaan, mijn tong spreekt onder mijn gehemelte. Mijn redenen zullen de oprechtigheid mij zetten, en de wetenschap mijn lippen wat zuiver is uitspreken. De geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem desalmachtig en heeft mij levend gemaakt. Zo hij kunt, antwoord mij, schik u voor mijn aangezicht, stel u. Zie, ik ben Godes gelijkheid, uit het leen ben ik ook afgesneden. Zie, mijn verschrikkingen zal u niet beroeren, en mijn hand zal over u niet zwaar zijn. Zeker Gij hebt gezegd voor mijn horen, en ik heb de stem der woorden gehoord. Ik ben rijn zonder overtreding, ik ben zuiver en heb geen misdaad. Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor zijn vijand. Hij legt mijn voeten in den stok, Hij neemt al mijn paden waar. Zie, hierin zei Gij niet rechtvaardig, antwoord ik U. Want God is meerder dan een mens, waarom heb Gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al zijn daden. Maar God spreekt eens of twee maal, toch men let niet daarop. In den droom, door het gezeer des nachts, alleen het diepe slaap op de lieden valt, in de sluimering op het lever. Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt een kersttijding, opdat Hij den mens afwendde van zijn werk, en van den man de overdij verbergen. dat hij zijn ziel van het verderf afhoude, en zijn leven dat het door het zwaard niet doorga. Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigde zijn er beenderen, zodat zijn leven het brood zelfs vervoedt, en zijn ziel de begeerlijke spijzen, dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen die niet gezien werden, uitsteken, en zijn ziel nadert ten verderven, en zijn leven tot de dingen die doden, is er dan bij hem een gesand, een uitlegger, één uit duizend, om den mens zijn rechtenplicht te verkondigen. Zo zal Hij hem genabig zijn en zeggen, Verlos hem, dat in het verderf niet nederdalen, Ik heb verzoening gevonden, zijn vlees zal frisser worden, dan het was in de jeugd. Hij zal tot de dagen zijner jongheid wederkeren. Hij zal tot God ernstiglijk bidden, die in hem een welvagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien. Want hij zal de mens zijn gerechtigheid wedergeven. Hij zal de mensen aan schouwen zeggen, Ik heb gezondigd en het recht verkeerd, het welk mij niet heeft gebaat, maar God heeft mijn ziel verlost. Er zijn niet voeren in het verderf, zodat mijn leven het licht aanziet. Zie, dit alles werkt God twee of drie maal met een man, of dat hij zijn ziel afkeren van het verderf, en hij verlicht worden met het licht der levenen. Merk op, o Job, hoor naar mij, zwijg, en ik zal spreken. Zou er redenen zijn, antwoord mij, spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen. Zou niet, hoor naar mij, zwijg, en ik zal uw wijsheid leren. Tot zover. Laat ons des Heere aangezicht zoeken. Heere, gij houdt uw eigen weg, en u geeft er geen rekenschap van. Want u zegt, zal ik met het mijne niet doen wat ik wil? Want het is alles het uwe, of het er kan of niet. Daarom staat er in uw woord, o Verzegende Middelaar, dat u gekomen bent tot het uwe. Niemand heeft recht om verkeerd te zijn. Niemand heeft het recht te zondigen en u voor verdacht te houden. Ik ook niet. Geheel niet. En daarom heer, als we aan het einde van die veertig jaren maarach, was veertig jaren bij u eens duizend jaar een dag, en een dag duizend jaar. Afgezet tegen de eeuwigheid was het minder dan gezucht. U woord zegt in negenendertig een hand breed gesteld, als niets voor u. Maar wat een wonder, als u omziet naar een hoop jelende, als u een wegzakkende ziel in het modderig slijk eruit trekt waar die nooit meer uit kan komen, en op een rots zit, u de rots, en hem met een vaste tred die jammerkool doet ontwijven, Krijgt U zo'n lust om U te preken, krijgt U zo'n lust om te zeggen dat wij slijkachtig zijn en modderig slijkschoeken, maar bovenal dat U nou zoekt wat zich nooit meer vinden kan. Het vrije moedwillig weggelopen is om nooit meer terug te keren. En toen zegt U dan zal ik tot U terugkeren. Lijkt Salom 90, Bid Heren keer U tot mij. Maar dat is niet één keer, dat is ook gedurend weer. Want wij hebben maar één beweging van nature bij U weg te gaan. En u hebt maar één beweging, uw kinderen thuis te brengen. En dan bent u gelukkig de sterkste, want u verzoent wat niet verzoenen kan. U bedekt wat zich met vijgenbladeren bedekt. U doet zwijgen voor een mens die zichzelf verdedigt. U zegt zwijgen, o mensenkind. In dat zwijgen ligt het aanwaarde van het volk. alle mond gestopt worden, en de gehele wereld voor God verdoemelijk zijt, één naar beste plaatsen. Niks meer met u te twisten, het is goed wat u doet, om in uw handen te vallen, en o, dan zegt u, ik heb verzoening gevonden, u niet, ik voor u, dat u in het verderf niet nederdaal. Heren, U weet het, bij tijden en ogenblikken verstaat onze lust er nog. Wat zal ik met Gods weldaan overlaan, die trouwe Heere, vergeef Heere, mijn amtelijke hoogmoed en waarschijnlijkheid. Mijn ik, mijn vroegvriendelijke ik, En U weet het wel klein te krijgen, maar houdt het toch heel klein. Breng het tot niet. Ook in de beleving van de ziel dat U alles zei, Heere Verzoen, dank U wel dat ik een vrouw kreeg van U, die in het verborgen heeft meegeklaagd, meegedraagd, maar ook meegejuicht heeft. Als we zagen dat U zielen verloste van het verderf, tot ruimte bracht, jong en oud. Gedenk al die gemeentes en die plekken waar we mochten voorgaan, hier in de fietsen schuren, daar in een deel, daar bij een vrachtgroepje fakkeldragers. Ach, het werk is voor de knecht, maar dat is Uw werk. en hij mag het maar doen, verleent hem nog gunst daartoe, maar de vrucht is voor de landen. Daarom, uw naam moet eeuwig heer ontvangen, open daarom ook vanavond de schriften, kon het zijn, want uw woord is alles. En de opening van uw woorden zal gewis gelekker licht het donker opdoen klaren, want in uw woord is het woord. Het enige woord, dat vlees geworden is, dat U alleen behaagt, want wij kunnen U buiten Hem niet behagen. Het werk Gods is dat gegeloofd in Hem, die Hij gezonden heeft, dat is het, heren, mogen we geloven om Jezus' wil. We hebben vorige keer gezien, geliefd in dat Jehu, of Elihu, Elihu, u weet wat dat betekent hè, God is mijn God, of Hij is mijn God. En toen heb ik gezegd, en daar heb ik later nogal een beetje last van gehad, maar niet dat dat niet waar was. Toen heb ik gezegd, hier wordt de Eel naam genoemd. Elohim, dat is drie, dat is meervoud, dat is Vader, Zoon en Heilige Geest. Maar hier wordt de Eel naam genoemd, Eel, Eel. De eelnaam vindt u in psalm 82 terug. Dat is God de rechter van hemel en aarde. Dat heb ik u vorige keer gezegd, maar niet verteld. Maar ik dat vandaan haal uit de schrift. Weet u wat? Jehu betekent, of Elihu betekent, mijn rechter is mijn God. Dat is dan wat, dat de rechter je God is. En dat die rechter je geen kwaad meer doet. Dat gaat die Elihu vertalen hier. Weerzien. Verder wordt hij genoemd, De zoon van de gezegende gods, van de gezegende gods. Sommigen hebben gezegd hij is een type van Christen, Christus, het is Christus. Sommige uitleggers hebben gezegd het is Christus. Nou dat geloof ik niet. Het is wel een Christen, die een Christus gelooft in het oude testament. Want u moet niet denken dat ze pas in Christus zijn geloven in het Nieuwe Testament. Nee, er is maar één verbond. Ze hebben geloofd in de Komende. Abraham heeft zijn dag van verre aanschouwd en omhelst. Abraham was een Christen, daarom wordt hij in de Hebréenbrief genoemd de vader aller geloven. Dat moet u niet zeggen, het Oude Testament anders dan het Nieuwe. Nee, Kaufijn is gelijk. Hij zegt in het Oude Testament één straal van het licht, in het Nieuwe Testament de volle dag. Is de zon opgegaan, zegt hij. Maar het is beide hetzelfde licht. En dat moet u vasthouden, anders bestaat uw ganse schrift niet. Dan krijg je helemaal de idee van al die liberale mensen die, de zogenaamde evangelische, die zeggen het is een oude bediening en een nieuwe bediening. Nee! Het nieuwe verbond is niet een ander verbond, maar het vernieuwde verbond, het vervulde verbond, de vervulde wet in Christus Jezus. Maar dat moet u ook weer verstaan. We leven in een tijd dat de blindheid geëerd wordt en het licht veracht. Niet doen hoor, niet doen. Maar goed, Elihu zei, ik moet praten. Hij zei, ik kan dit niet langer verdragen. En heeft hij die drie vrienden beschuldigd, want die vrienden die hadden één leer. Als je goed doet, dan gaat het je goed en als je slecht doet, dan gaat het je slecht. Dat is een wettische leer. En hij zei, Joop, het is net omgekeerd zeg. Als je een kind van God bent, dan krijg je karstrijding, zegt hij. En als je geen kind van God bent, dan lijkt het altijd voor zijn moeder te gaan. Dat is hij zelf getuige van. Dat werkt hij uit. Ik heb hem vorige keer al gezegd dat Job eigenlijk dacht dat hij gestrijd werd niet om wat hij deed, maar omdat hij was. Wat kan ik er nu eigenlijk van zeggen? Een mens die de Heren vreest is een tweemens. Hij is een goddeloze en een rechtvader. Het vlees wordt niet bekeerd. Het vlees onderwerpt zich aan de wet van God niet. Paulus zegt, dat is niet ik. Hij zegt, maar het is de zonde die in mij woont. Dat is mijn verdorven natuur. En die wordt echt niet bekeerd hoor. Echt niet bekeerd. Die wordt gekasteit en gekruisigd. Die krijgen een kruis te dragen. Tot vernedering. Paulus zegt, ik heb van die doren verlost willen worden, zegt hij. Drie keer gebeden. De Heer zegt, nee, dat houdt ge. Omdat uw vlees uw pijn doet, uw verdorven natuur. Want mijn genade is u genoeg. Dat dorentje laat ik zitten. Want anders zou je denken dat hij een bekeerd mensje werd. Nee, nee. Dan zegt hij, mijn genade is u genoeg, en dan zegt hij nog een ding. Hij zegt, en mijn kracht wordt in zwakheid volbracht als u het niet meer kunt geiken doen, zegt hij. Nou, dat is zalig hoor. Dat is zalig hoor. En zolang u nog denkt dat u nog een dubbeltje erin kan doen om wat te verdienen, moet u bedenken dat hij niet bekeert, want God leed zijn volk al af hoor. Je zoekt het altijd weer, daarom heb je die kasteeling nodig om op dat genade, genade te blijven, welgemeente. Een uur verder gaat hij vertellen wat er nou aan Jobmankeert. Ik wou het haast aan het begin zeggen, maar dat doe ik toch maar niet. Laten we eerst maar luisteren. Laten we eerst maar beginnen te zingen van Psalm 119. En ik zing maar twee versen vanavond in verband met de tijd. 3 en 34. 3 en 34 van 119. Afsproken met de hulp van uw geest. En 34. Vroeg Erik wat verdrukte dwaars voor jullie wat er verder is. Het is een heel mooie muziek. MUZIEK ZANG EN MUZIEK Goeiemorgen in de hemel! Goeiemorgen MUZIEK MUZIEK. Elihu had Job beschuldigd dat hij rechtvaardiger was dan God. Hij heeft het nu niet over die drie vrienden, maar hij spreekt eerst tot Job. En in tweede plaats, u hebt vorige keer gezien dat Elihu moest spreken, de geest is zeer gedreven. Hij kon niet meer zwijgen. Hij had lang gezwegen, maar kon niet meer zwijgen. Pint u het voor uw hoofd. En daarom zegt hij tegen Job, o gewisselijk Job, hoor toch mijn reden en neem al mijn woorden te oren. Zie nu, ik heb mijn mond open gedaan en mijn tong spreekt onder mijn gehemel. Het is ook vreemd. Maar het is niet vreemd. Hij zegt, de woorden die ik spreek heb ik geproefd. Dat zegt hij. Hij zegt, wat ik spreek heb ik bevonden. Ik spreek niet uit dogmatische wetenschap of een historisch geloof, ik spreek uit bevindelijke kennis. Want mijn tong heeft het geproefd, zegt hij. Mooi is dat, he? Er wordt wat gepraat, he? Er wordt wat gepraat, he? En hij dan vraagt, wat praat je over? Dan weten ze niet waar ze over praten. Maar hij noemt gods volk, die hebben geproefd wat ze gepraat hebben. Bitter en zoet. Is het waar of niet? Dus in zijn denkroom, hij zegt, ik spreek naar de kennis van God. Wat ik spreek is al, is bevinding in mijn eigen leven. Zo horen predikers te zijn en niet over maar eruit te spreken, niet over Christus, maar eens in zijn armen gelegen te hebben, verzoend te zijn. Zo hoort het. Zo hoort het. Niet de weg tot Christus, ook noodzakelijk. Maar als hij verder is, is alles te vergeven. Wel, mijn redenen zullen de oprechtheid van mijn hart. Dus hij spreekt in het geloof. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid. Mijn redenen zullen zijn naar de rechtvaardigheid van mijn hart, zegt hij. Mooi is dat, he! Zal uit mijn hart spreken, zegt hij. En de wetenschap van mijn leven is dat ze zuiver is. Ik heb van God geleerd wat ik spreek, zegt hij. Zuiver. Kennis. Vervindelijke kennis. Om het maar eenvoudig in uw midden neer te leggen. En dan zegt hij twee dingen. Dan zegt hij de geest, God heeft mij gemaakt. En de Adem des Almachtig heeft mij levend gemaakt. Het lijkt erop of Adem hier spreekt. God nam het stof der aarde en vormde het lichaam en hij blies de Adem des Levens, dat is de heilige geest in zijn neusgaten, die hem levend maakte. Maar gemeente hier wordt niet gesproken over de schepping van Elihu, want hij was er gevallen zondag, maar over de herschepping van Elihu. Hij zegt, ik ben een schepsel gevallen, God heeft me gemaakt. Hij erkent zijn schepper en formeerde. Hij zegt maar de geest, God is in mijn leven gekomen, die heeft mijn leven gemaakt. Hij zegt, ik ben door de geest gods onderwezen. En dat moet je onthouden. De geest gods leidt ons in de weg der wet. Wettische overtuiging. In de weg des evangelies, schuldig kennis onder de zonde tegen het evangelie. Die geest neemt het uit Christus. Want Christus past zichzelf niet toe. De Heilige Geest neemt het uit Christus en verkondigt het de kerk. Hij openbaart Christus door woorden en geesten. En in de derde plaats, de Heilige Geest verzegelt en verzekert de zaligheid. In de weg van het kindschap. Nou u spreekt over stukken, nee bijbelse stukken. Want ge hebt niet ontvangen de geest wederom tot vrezen, maar de geest van de aanhemer tot kinderen door welke wij roepen. Ik roep het niet en u roept het niet en de kinderen gods roept het niet. De heilige geest roept het in hen. Abba, vader, die geest getuigd het, met jouw geest. Jij getuigd het niet. Hij roept het in je. Versta je dat? Dus als... Dus als mensen zeggen, dat heb ik, dan denk ik, wat heb je eigenlijk met je ik? De geest gods heeft me levend gemaakt. Tenzij je door de geest gods wederom geboren wordt. Van boven. En Calvin zegt dat het hele geestelijk leven van begin tot einde, de kennis van de drieëne god, Wel de Geest God me levend gemaakt. Leven geschonken in Christus. Vader, Zoon en Heilige Geest. Ook toen. Niet alleen nu. Niet alleen na de eerste dag. Hij zegt er nog, ga ik met u spreken. Hij zegt, als u het er niet mee eens bent, mag u praten. Zeg het maar, zegt hij. Dat is ook eigenlijk een teken van oogmoed, hè. Als je met een kind van hout praat en die zegt, ja maar ik weet het alleen, geloof er maar in van. Hij zegt, als ik soms verkeerd ben, zeg het maar, zegt hij. Schik u voor mijn aangezicht. Hij zegt, want ik ben Godus, ik ben van de Heren, zegt hij. Dat is mijn God, eigendom in Christus. Gelijk als jij. Hij zegt, maar ik ben ook uit het leeuw afgestemd, ik ben ook bij de mensen verloren. Kijk, dat is zo mooi, hè? Ik ben van God, maar in mezelf ben ik niet meer dan stof en as. Leem, klompje leem. Die man beroemde zich niet een bekeerd mensje te wijzen. Hij zei, in mezelf ben ik maar een stukje leem, een stukje klei, een stukje stof. Maar ik ben van God, zegt hij. Hij heeft me lief gehad, met een eeuwige liefde heeft hij me getrokken, verzoend en vernieuwd naar de beelden Christus. Hij zegt, en als ik u verschrik, word niet bang. Want ik zal u niet bang maken. Eigenlijk kun je godsvolk niet bang maken, hè? Hij kan niet. En mijn hand zal over u, ik zal niet op u neer, ik zal u niet nog verder naar beneden drukken. Dat deden die broers, die drie vrienden, die drukte hem helemaal naar beneden. Weet je wat die deden? Die deden zout in zijn wonden. Hij zegt, maar dat ga ik niet doen. Dat kan ik niet doen. Zeker zij heeft gezegd voor mijn oren en ik heb gehoord wat u gezegd hebt, zei hij. En weet u wat u gezegd hebt, en dan moet je eens luisteren. U hebt gezegd, ik ben rein. Ik ben zonder overtreden. Ik ben zuiver en ik heb geen misdaad. Is dat niet hoogmoed? Gemeente, ik heb twee dingen te zeggen, maar dat komt ook straks aan de orde. Gezijd onder de genade of onder de wet. Geleefd van uw eigen werk naar de hel of geleefd van Christus naar de hemel. En wie van Christus is, Zijn. Gij zijt rijden, zegt hij tegen Peters, om het woord dat ik tot u gesproken heb. Gij vuile zon, daar gij zijt me toch rijden, want ik heb je gewassen. Dat is gedaan. En dan gaat het niet over wat je doet, maar wie je bent. Heel dat gesprek ook in Nederland over al die dingen, daar ga ik het nu vanavond niet zo druk over maken, maar daar maken ze onderscheid tussen zonder doen en zonder zijn. Dat is niet waar, hè? Gij zijt ene klomp zonde en uit die vuile bron komen alleen maar zo'n dun. Ik heb al eerder gezegd, maar weiniger geloven, dat u bent een lief en daarom steelt u, u bent een leugenaar en daarom liegt u. U bent niet een leugenaar omdat u liegt, maar u bent een leugenaar en daarom liegt u. Dat is het! Uit die bron komen vuile bedenkingen. Beleer met mij! Zo honden als God die bron slapt. Want het vlees bedenkt niet de dingen die de Geest als God zegt. Het is hem de waarheid. Goed, maar hij zegt ik ben rijn. Ik ben rijn. Mijn vuile natuur is onder de reiniging van Christus. Hij is mijn rijnheid. Twee. Ik heb geen overtreding. Kijk eens onder 23, dat is ook een bevindelijk stukje. gedaan. Even geen. Ik ben zuiver, zegt hij. En ik heb geen misdaad. Hij zegt eigenlijk hetzelfde wat hij net gezegd heeft met andere woorden. Nou, als ik nou aan iemand hier zou vragen, nou eerlijk, moet je eens eerlijk zijn. Zou je dat door het geloof kunnen zeggen? Nou, hoor je wat ik zeg? Niet door je goede werken, die vraag ik niet, want die heb je niet. Maar ben je van Christus geworden? Ben je zuiver geworden, moeder? Rijn. Hebt hij je Rijn verklaard? Is de grootste zonder haar. En heeft hij je misdaden vergeven, je gerechtigheid zijn eigen gerechtigheid je geschonken. Daar komt op aan. Want als je straks sterven moet, moet je de nieuw mens zijn, als had je geen zonderhaal nog gedaan, anders ga je de poort niet door hoor. Daar de poort, kom je er nooit door hoor. Nee. Daar komen alleen de rechtvaardigen door. Door deze zullen ze binnentreden en loven, zere meisje. Rechtvaardig in Christ! En dan zegt u een tweede ding, zegt u. Terwijl ik zo ben, twist God toch met me. Dat begrijp ik niet, zegt u. Dat heb u gezegd. Maar zie, hij vindt oorzaken tegen mij en hij houdt me voor zijn vijand. Hij legt mijn voeten in de stok en hij neemt al mijn paarden waar. Ik heb ook anders gezegd, de Heer is me geworden een loerende beer, zegt u. Maar ik ben rijm! Waarom kwastijdt hij mij? Ik heb al eerder gezegd dat hij in de vorige hoofdstukken zei dat ze natuur niet duurden. Dat heeft hij zelf ook aangevoerd. Maar hij zegt, die twee dingen kan ik niet bij elkaar krijgen. Ik heb het wel gezegd tegen mijn broertjes, die vrienden. Maar kijk, het is heel licht bepraat, maar als die tekst in het Nieuwe Testament staat, die die liefheeft, kasteelt die. Dus was nou een blijkje van zijn liefde als die je gaat kasteelen. Als die op je paden gaat letten. Er staat er ook wat, en hij geestelt met de wet en IJsselikTV aanneemt. Kijk, we kunnen dat makkelijk bepraten, maar als je nou onder de kastein in de hand ligt als een kind van God, vrijgesproken in het gericht. Mensen, dan kun je toch altijd niet verklaren wat er nou in je leven gaande is. Kijk, dat kunnen we makkelijk bepraten. Maar hij noemt kind van God bevrijzend voor ook, en het lijkt te zijn dat de Heer altijd tegen is. Er staat er wat bij, wie niet lief heeft, kastijgt, die niet geestelt, die niet goed zorgt. En als gezonder kastijging zijt, dan ben je geen ezen kind, dan ben je een bastaard! Want wat vader is een ezen kind, niet kastijg? En waarom kasteit je je kind? Omdat hij verkeerd gedaan is? Nee, omdat hij verkeerd is. Hij legt mijn voeten in de stok en hij neemt al mijn paarden waar. Ik heb weleens gezegd, de wereld mag alles, een kind van God mag niks. Waarom niet? God let nou op hem. Maar het is liefde. En zeg maar, hoe durft u nou eigenlijk met God te twisten door zo te praten? Want God is meer dan u. Denkt u dat de Heer onrechtvaardig is, joh? En waarom hebt u tegen hem getwist? Hij geeft geen rekenschap aan u voor al zijn daden. Hij zegt niet, daarom heb ik het gedaan. God is soeverein, he? Er zijn dingen in je leven die je niet kunt verstaan, maar deze zul je verstaan. Wanneer je zegt, ik doe met het mijne wat ik wil, en ik geef geen verantwoording aan u. Wij willen, dan eerder met eerbied gesproken, altijd voor de rechterstoel dagen. Maar wij moeten gedaagd worden voor de rechterstoel, ga je mond dicht. Zelfs in de grootste aanvechten. Hij zei, maar ik ga je vertellen wat er gebeurt, zei hij. Als God in je leven komt, hij zei in een droom, of in een gezicht, dus nachts, of in een tardee, maar dat is een diepe slaap, dat is de slaap waar Jonah gehouden werd in dat schip. Diepe slaap. de sluimer op het leger, dan openbaart hij het voor het oor der lieden en hij verzegelt hun kasteel. En dan komt God met zijn oordeel. Dan gaat hij het oordeel van hemzelf vastmaken in u. Dan gaat u niet meer zeggen, ja dit en dat mag niet, nee, dan brengt hij u in het gericht. Hij verzegelt dat, verzekert dat. Dan is het niet meer dat een ander moet sterven, maar moet ik sterven. Ik is dat, God dat moet. Dan ga je niet meer zeggen, het zal wel gebeuren, dat gebeurt het. Dan verzegelt hij dat. Weet je wat dat woord kwam vluchten, maar ik nergens heen. Die herdertjes op dat veld, de gloria dei, de glorie, de heerlijkheid Gods, omscheen hen. En ze vrezen, met grote vrezen. Dan ga ik wat raars tegen je zeggen, maar gelukkig dat het gebeuren mag. Dat je er niet over praat, maar dat je weet wat het is. Voor de rechters toegedacht te worden, jullie. Want tegenwoordig huppelen ze er zomaar overheen met de Heer Jezus. Niet hoor! Nee, het einde der wet is Christus. En de wet gaat vooraf. Katechismes is suiver. Houdt u daarbij. Ga niet mee met al die huppelingen van tegenwoordig. Niet doen hoor. En waarom doet hij dat nou? of dat die de mens afwenden van zijn werk, vind ik ook weer zo mooi. Waarom zou God ons nou van ons werk willen afwenden? Omdat ons werk niet duurt, mijn kind. Want er is niemand goed, toch niet één toe. Dus de neer in de waarachtige bekering wil je van je werk afzetten. Van je werkverbond afzetten. Van je goeie werken afzetten. Van je goeie gebeden afzetten. Dat is een zwaar stuk hoor. Want bij de meeste mensen hoor ik atma kan bidden, dan gaat het goed. Maar volk, weet je, wanneer krijgt hij niet meer bidden, kut dan vrij. We hebben tegenwoordig wel een goddienst dat nog niet waard is dat je klompen ervoor aantrekt. Hij had iets verzekerd. Omdat hij de mens afwendde van zijn werk, had hij nog wat zeggen, en de man afwendde van de overdijf, was de oorspronkelijke zonde. Hoogmoed de hubris. als God willen zijn. En weet je, als de Heer in je leven komt, maak je een gewone Adam. Nee? Jawel. En gemeente, hoe gaat het? Wat gebeurt er dan? Dan word je gestraft met smart. Op je leven. Dan gaat God je leren. tegen ons onderstept, dan gaat hij leren met smeking en geween. Niet alleen vrees, kijk vrees is nabijkomend werk, daar kan wel mee beginnen, maar als er niet meer is dan vrees, is het toch geen echte ontdekking. Het zijn de goede tierenheden desheren die tot bekering leiden. Dat woordje bekering in het Nieuwe Testament is metanoïe, dat betekent verbreking des harte beraal. Kan je er een noemen in de Bible? Ja, de verloren zoon. De tollenaar in de tempel, wat deed die man? Die sloeg op zijn aard. Dat pijn, dat hij tegen God begon dat pijn te zien. Schuld. En de sterkte van de menigte zijn haar benen. En zou ik je dan maar zeggen, dan heb je geen zin meer om te eten en te drinken. Nou, dat staat helemaal niet in de Bijbel. En Paulus at niet en dronk niet drie dagen en drie nachten. Dat is een godtegenrichte ding. Dan zeggen ze, moet je nog eten mannen. Ik heb geen zin meer. Ik ga sterven kind. Ik heb geen zin meer. Ik kwam eens een mens tegen in de weg naar ontdekking. Toen zegt die ouderling tegen, je moet nodig is op vakantie. En domme mens ging dat doen ook. Het werd steeds erger op vakantie. Ze moest niet op vakantie. Ze moest schuldig houden. Mensen weten het niet meer. Huplo overal overheen. En zijn ziel van de begeerlijke spijzen. Ah man ben je nou toch zo ongelukkig. Ik weet nog, daar is een meisje in mijn eerste gemeenteleerbroek. Dat kind kwam onder geestelijke overtuiging. Ja, dan lag ze straks te roepen en die ouders vonden dat mooi. Hij dacht, oh jongen, ze wordt bekeerd. Maar dat duurde nogal een poosje voordat de Dobra kwam. Toen werden die mensen er zat van te zeggen, je moet eens ophouden hoor. Dan komt ze bij me huilen en zegt zijn vader, je moet eens ophouden. Ik zeg, je kan niet ophouden. Hij zegt, nee, ik moet met God gezoend worden, ik kan niet ophouden. Nergens geen zin meer in. Dacht je, als je een echte ontdekking loopt en je zin hebt in vakantie en je zin hebt in vakantie, geloof het toch niet, want het is allemaal praatjes van niks. Dus ik zei, laat mij maar thuis. Ik weet nog dat ik, nou dat is in die veertien jaar dan een vriendin van me, een oude christin. Ze had heel wat gepraat over gezelschappen. Maar er kwam een tijd, toen kwam God ten gerichte. En toen zegt de man, we moeten naar gezelschap. Ik niet meer, zegt ze. Ik ga niet meer naar gezelschap. Nee, ik ga niet meer, zegt ze. En hij betrok. En zij bleef zitten. En het werd hoe lang roepen nou, dus ze dacht, weet je wat... Ik ga even naar Hendrikie de Waan, dat naar die domein en dan vraag ik of die nou voor me binnen kan, want het is afgelopen, zegt ze. van de Brevaard, juist van de Brevaard. En zijn deur klopte aan bij zichzelf, en hij zegt, ik ben verloren, zou u nou voor me bidden? En hij pakt de deur en hij slaat hem dicht, ik heb geen zin en geen tijd. Ik heb geen zin en geen tijd. Maar die leraar klom naar zijn studeerkamertje. En die bracht een noodvogel. Want hij zegt, ik moet niet voor je bidden, God kan het alleen oplossen. Zegt hij later, hè. En in datzelfde uurtje is hij afgesneden en opengezet in Christus. Maar Brevard zegt, ik wil niet meer voor je bidden, want ik heb geen zin en geen tijd. Dat zei hij natuurlijk niet zonder oorzaak. Want we zoeken allerlei heiligen die ons redden moeten, maar we kunnen niet gered worden tot God ons redt. En dat mijn moeders voor me beden, en die moed uitgebeden. Bang, de deur dicht, ik krijg geen zin en geen tijd te zoeken. Dat is een echte leraar. De meesten die stoppen hier een paar keer rond de jaren. Nou, daar staat-ie. Ik lees niet van niks, daar staat-ie toch. Vlees verdwijnt van z'n gezicht en z'n benen die niet gezien worden. En z'n ziel nadert en verderft. Het gaat naar de hel toe, het gaat naar de hel toe, het gaat naar de hel toe. Ik ben er dichtbij, ik ben er dichtbij. Wonder dat ik er niet in lig, wonder dat ik er niet in lig. Het staat er, je moet niet zeggen dat je het plak is in, maar nee, het staat er hoor. Het is ook de bevinding. En zijn leven tot dingen die dood zijn. Hij komt in overal de dood tegen. In alles komt hij de dood tegen. Heb je die tijd ook gehad? Ik geloof dat je die tijd ook gehad hebt. Dat je in alles de dood tegen kwam. In de Bijbel kwam je de dood tegen. In je vrienden, alles kwam je de dood tegen. Daar staat het. Laten we nog zingen. 25 alleen derde vers. 25 derde vers. Ja, wacht even maar. Denk aan vaderlijk mijn ogen, Heren, waarop ik bidden breng. MUZIEK Is er dan nog een gezand, is er dan nog een weg of een middel? Is er dan nog een gezand van God, gezonde? Is er nog één uit duizend? Een uitlegger, maar ik versta mijn weg niet meer. Het lijkt alles verkeerd te wezen. Het gaat alles naar het verderf toe, is er nog een uitlegger? Om de mensen rechte plicht te verkondigen. Om de wet te preken tot veroordeling. Om door die gezam te leren dat het nou een verloren zaak is, rechtvaardig verloren. Dat is een rechte plicht. Die niet meer troost, maar het oordeel gaat preken. Jonah die preekte veertig dagen en zegt dan word je bekeerd, niet waar. Hij zegt nog veertig dagen wordt de stad omgekeerd. Een prediker moet de wet preken en het oordeel daaraan verbonden. En daar niet over eenhuppelen. Want dat gaat de katechismes ook zo mooi zeggen, aangezien we dan naar het rechtvaardig oordeel, Gods is niet alleen barmhartig, ook rechtvaardig. En aangezien we dan naar het rechtvaardig oordeel Gods luisteren. Versta je, of praat ik een rare taal, het rechtvaardig oordeel God tijdelijke en eeuwige straffen wat? Verdiend hebben. Ik heb weleens gezegd, dat is het op een na beste plekje. Hoef je niet meer te twisten. Het wordt een vlakveld, waar God doet is goed. Weet je het nog? Zijt ge met me doem gediend. Durf ik niet te zeggen dominee, nee dat weet ik wel. Maar dat leert God je. Opdat alle mond gestopt wordt in de ganse wereld. Dat gebeurt niet bij de ganse wereld, maar wel de bedoeling van de wet. De rechte plicht. En alle mond gestopt. De ganse wereld voor God. Hellen doen waarde. Hellen doen waarde. Ik heb het nooit gezocht en ook niet begeerd. Het is mij overkomen. Ik dacht dat ik God kon dienen, maar mijn werk deelde niet. Een grote huichelaar. Totdat God zijn gerichten trad. En hij me geen kwaad doet, al keek hij nooit meer naar me om. Zou ik hem nog groter gemaakt hebben? Versta je dat? Dat recht moet verheerlijkd worden. En als God je bekeert, wordt het recht verheerlijk. En als bij je niet bekeert, dan heb je gewoon jezelf gered. Afgesneden zaak. Hij zegt, maar als die gezond komt, dan zal die hem genadigd zijn. Weet je wat genade is? Geen gana, Het Hebreeuws woord is het overbuigen van de rechter. Dus die rechter heeft u verdoemd en vervloekt en dan bargt hij in dat gericht over. En een oudvader van de oude kerk zegt in zijn plooie van zijn jas heeft hij een lam. Als hij een verdoordeeld heeft dan neemt hij zelf het oordeel aan zichzelf. Dat lam. Niet Isaac en niet Abraham. maar het lam van God. En dan zal die hem genadigd zijn. Dan wacht de rechter naar je over, opdat je de kroon de rechtvaardig uit de handen van de rechter krijgen zal. Het was gelezen in de Bijbel, maar weet je toch, Want die rechter, die neemt de schuld van jou weg en die legt die op de Heer Jezus. En dan neemt die de gerechtigheid van de Heer Jezus en die legt die op jou als had je geen zonde gehad of gedaan. Dat geschiet in een puntje destijds. Waarom niet? In een ogenblikje. Nou is dat hier. Ik zeg niet, dat de wedere ontdekking niet langer kan zijn, daar heb ik het niet over. Maar dat gebeurt in een puntestijd. En dan zegt die verlossen, wie zegt dat, dat zegt de zoon tot de vader, en dat zegt de vader tot de zoon. Je onthoudt he? De vader zegt tot de zoon verlossen en de zoon zegt tot de vader verlossen. Waarom? Want de God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenen. En de wil des vaders is niet anders dan de wil des zoons. Die moet je niet tegen elkaar stellen. Dat hij een verderf niet neemt het aan. Want ik heb verzoeningen gevonden. Ik heb zijn schuld genomen. Ik heb zondag gezegd, maar dat moet jullie toch overdenken. Christus had een offer nodig, want hij werd mijn schuld. Dan had hij een offer nodig. En dan kan ik dat offer niet brengen. Toen heeft Christus zichzelf geofferd. Versta je dat? Dus Christus werd mijn schuld en ik kon niet meer betalen. Toen heeft hij zichzelf geofferd. Als zielsbetalende borg. Dus God was in Christus. Daar doe je helemaal niet mee. de wereld met zichzelf verzoenen. Dat is een werk tussen de vader en de zoon, in de eerste instantie. Gaande de uitverkorenen, alle die in Christus zijn, aan hem gegeven zijn, draad is vrede. Door hem gekocht worden door zijn bloed, door verzegeld door de hedele geest, zijn kinderen god. Ik heb verzoening gevonden, vader. Of de vader zegt, ik heb verzoening gevonden in mijn zoon. Dan wordt de vrede met een kus van het recht. Sta je nu in het paradijs? Staat er, niet waar? Wel he? en z'n vlees zou frisser worden dan het was in z'n jeugd. Dan zou je een nieuw schepsel worden, mooier dan toen je geboren was, want je bent weder geboren tot een eeuwige hoop. Dan word je zo'n mooi mensenkindje. Wat een nieuw schepsel. en hij zal tot de dagen van zijn jongheid wederkeren. Moet je indenken dat hij tot de dagen van je jongheid gaat wederkeren. Uw jeugd vernieuwt als van een arend. En dan zal hij tot God ernstig bidden en dan zal hij hem wel behagen en hem vinden in Christus. Hoort hem. En dan zal hij zijn aangezicht met gejuich aannemen. Beginnen ze de hemel te zingen en op aarde mee te zingen. Zijn naam moet. Dan begint de hemel hier op aarde. Men loof hem vroeger, hij heeft gedacht aan zijn genade, zijn trouwen is nog nooit gekregen. En gemeente is dat nou gebeurd, en dan gaat hij vertellen wat er eigenlijk mee op was. Hij zegt, dan gaat hij tegen de mensen zeggen, nou ben ik een bekeerd mens, nee. Dan gaat hij zeggen, ik heb gezondigd, ik ben nog gezonder. Ik ben nog steeds tot het kwaadige negen en er is geen goed in me. Mijn geweten klaagt me nog elke dag aan, zondag 23. Ik ben nog steeds tot alle boosheid geneigd. En mijn conscientie veroordeelt me als het gaat over mijn eigen werk, over mijn oude natuur. Ik heb het recht verkeerd. Een gemeente moet toch wat kwijt. Genade is buiten u. Het avondboodsformulier zegt het zo mooi en gaan we onze zaligheid en gerechtigheid buiten onszelf zoeken. Het is niet in ons. Paulus zegt in Romeinen 7, ik blijf één klomp schonden maar de genade is in Christus, buiten mij. God rechtvaardigt de goddeloze en zijn natuur verandert niet. Nou, dat is niet helemaal waar hoor. Hij krijgt een klein beginseltje van de nieuwe gehoorzaamheid. Maar als het erop aankomt, kunnen ze het niet optellen en niet vinden die nieuwe gehoorzaamheid hoor. Want ze zeggen, als ze voor de rechter toe moeten komen, dan zeggen ze, wanneer hebben we het gedaan? Ze hebben het niet geteld. Dat zijn geen heiligen. Dat zij gereden zonder, buiten zichzelf en in Christus alleen. Gemeente, wanneer ik dat nou zeg, hebben we gedrag dat 40 jaar de gemeente voor te stellen. De een heeft me erom verbloekt, de ander heeft God gebruikt. De prediking gebruikt tot 7. Het is buiten u, in Christus. Ik ben een blijven zonder, maar een gereden zonder. in de gerechtigheid van Immanuel. Maar Job, die werd met de weldaden wat. Hij zegt, ik ben dit en ik ben dat en ik ben dat. Nee, zegt Elu, zeg nou, ik heb gezondigd en terecht verkeerd. Dat ben ik, zegt hij. Jij moet niet pronken met de veren van een ander. Dat zijn jouw veren niet, zegt hij. Die dingen die je mag doen. Want uit genade ben je zalig geworden en dat niet uit u, het was Gods gave. Je moet met de gave niet gaan pronken. Want wie roemt, roemt me in de... Hier, je moet niet zeggen, nou ben ik bekeerd of onbekeerd. Niks waard. Klopt niet eens wat ze zeggen. Klopt echt niet. Als de mensen zeggen, ik ben bekeerd, dan moet je maar eens bang worden. Ze moeten eens vragen, zijn ze verzoend? Dat is wat anders. Want aan het einde van de kategisme staat er dat je altijd nog bekeerd moe moet worden. Maar wel verzoend. Ransoem, dus betaling geschiet. Gogeltasker. En zeggen dat werkt God nog altijd één of twee keer in je leven. Bij Kolbrugge één keer, verzoend. En toen dacht hij, mijn werken kloppen niet. Toen moest hij onder zijn werk opnog gebracht worden om alleen te leven van vrije gunst. Ene klom stond er. Maar genading Christus alleen buiten onzelf. En gemeent, ik moet eindigen. Hier eindigt God. Meer hoef je niet. En als je nou denkt dat je nog een bekeerd mensje kan worden, ja jammer, mens zal niet gaan hoor. Je bedriegt je voor de eeuwigheid. Weet je wat? Ik had van de week nog een jonge jongen, en daar was ik nog blij mee. Ik zei, hoe is het met je vent? Ik zei, ik geloof dat je nog een klap in je hart gehad hebt in de kerk. Hij zei, ja. Ik zei, en? Hij zegt, oh de oom, die zegt, ik moet een Heer Jezus hebben, zegt hij, die ken ik niet. Ik zei, oh jongen, dat doet me nog goed, dat noemen we dan. Want tegenwoordig zegt ze, ik moet bekeerd worden. Maar je moet een Christe worden. Je moet van Christus worden. Dat moet geworden. Die ouderling uit Middelburg, de gemeente Prekenaar, voor de GBS, hoe weet ik het, komt hier naar de concentratie en zegt dankjewel. Ik dacht altijd dat ik een bekeerd man was, maar ik moet van Christus worden. Ja, dat is zo jong, dat is zo jong. En nou de grote vraag. Weet je dat nou ook? De genade. Ik weet het moedertje, je hebt het niet gezocht. Want dit zoeken we niet zo'n benauwde weg die tot ruimte leidt. Maar God leidt z'n volk erin. En weet je wat er van over blijft dit? Ik zal eeuwig roemen voor zijn goede tieren heen. Door u, door u. Alleen op het eeuwige welbaar. Vernieuwd in hem. Volgende keer moet ik weer verder lang maar einde gamen. Ach, Heer. We hoeven eigenlijk niet verder hoor. Nee hoor. Want in een puntje destijds begint de eeuwigheid al. Hebt ge het eeuwige leven. En veel mensen spotten ermee zijn er nooit maar acht. Ik las toch van de week van die oude knecht van u, die het over niet smidt, zei ze, is mij ook gebeurd, zei die. Stond ik toch nieuw in het paradijs. Maar godverzoend. Ja, zo is het, onbegrijpelijk, ongedacht, onverwacht. Oh, wat een heerlijkheid, wat een heerlijkheid, eeuwige liefde, vrede. Gedenkt in het volk die het gehoord hebben, zal wat wezen. Als we straks voor u moeten verscheiden, we zijn vereenbeling van deze dingen. En we hebben het maar veracht. Hij zegt veel te diep en veel te slecht en veel te afstrijdend. Ja. Maar als u het doet, hebben we niks meer te zeggen. Dan gaan we zwijgen. Wat u doet is eeuwig goed. Ach heren, leer ons en bekeer ons nog. En dat we niet anders weten dan u. En niet gekruisigd. Schenk ons die gunst, dat korte poosje, dat we nog door mogen gaan als een vriendeling. En we zijn nog veel te veel thuis en ik weet ook niet hoe dat moet. Maar u weet het wel. Help ons om Jezus wil. Amen. We eindigen met 89 het 7de vers. 89 het 7de vers. Zalig is het volk dat naar uw klank gehoord wordt. Jaaa! U mogen tensheen gaan in vrede, naar uw huizen, ontvangende met biddende harten de zegende zeren die u in zijne naam op uw leggende heren zegenen u, en hij behoeden u. De heren, door zijn aanscheid over uw lichten, zijn u genadig. die in een verheffen zijn aanscheen over u, en geven u vrede.
Job 33
Series Het boek van Job
Sermon ID | 1251925102715 |
Duration | 1:32:30 |
Date | |
Category | Midweek Service |
Bible Text | Job 33 |
Language | Dutch |
Documents
Add a Comment
Comments
No Comments
© Copyright
2025 SermonAudio.