
00:00
00:00
00:01
Transkrypcja
1/0
Onze hulp en onze enige verwachting. Sta in de naam des Heren, Heren, die hemel en aarde geschapen heeft, die trouwen houdt en eeuwig leeft en die nooit laat varen, enig werk dat zijn hand begonnen is. De genade zij u en vrede van hem die is en die was en die komen zal. en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de doden, en de overste van al de koningen der erde. Amen. Geliefde, wij zetten het samenzijn voort met het zingen van Psalm 89, het eerste vers. Psalm 89, en daarvan het eerste vers. Ik zal het voorlezen. Ik zal eeuwig zingen van godsgoedertieren heen. Uw waarheid tallentijd, vermeld het om me heen. Ik weet hoe het vastgebouw van uw gunst bewijzen. Naar uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal reizen. Zomin de hemel ooit uit zijn estans zal wijken. Zomin zal uw trouw ooit wankelen of bezwijken. 89, het eerste vers. Zou eeuwig zingen van Gods goede Tieren heen, waar ik allentijd meldde door mijn ring. Ik weet hoe het vast gebouw van Uwe gunst bewijzen, naar Uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal reizen. Zo min de hemel ooit uit zijne stand zal wijken. Zo min zal uw betrouw ooit wankelen of bezwijken. Geluid en amborde van behandeling is de 89ste psalm. Psalm 89, vooraf de twaalf artikelen des geloofs. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, zijn enige geboren Zoon, onze Heren, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maag Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald herhalen. ter derde dagen wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel zittende terechter aan God's desalmachtige Vaders, van waar hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof in Heilige Algemene Christelijke Kerk. De gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, wederopstanding des vleesers en een eeuwig leven. We vragen u gewijde aandacht voor hetgeen u vindt opgetekend in Psaal 89. Een onderwijzing van Etan, de Esraïd. Ik zal de goede tierenheden des Heren eeuwiglijk zingen. Ik zal uw waarheid met mijn mond bekendmaken van geslacht tot geslacht. Want ik heb gezegd, uw goede tierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden. In de hemelen zelf hebt gij uw waarheid bevestigd. Zeggende, ik heb een verbond gemaakt met mijn uitverkorene. Ik heb mijn knecht David gezworen. Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht, Sela. Dies loven de hemelen uw wonder, o Heren, ook is uw getrouwheid in de gemeente der heiligen. Want wie mag in de hemel tegen den Heren geschat worden? Wie is de Heere gelijk onder de kinderen der sterken? God is grotelijks geducht in de raad der heiligen, zo vreselijk boven alle die rondom hem zijn. O Heere, God der Heerscharen, wie is als Gij grootmachtig? O Heere, en uw getrouwheid is rondom u. Gij heerst over de opgeblazenen, opgeblazenheid der zee, wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze. Gij hebt Rachab verbreizeld als een verslagene. Gij hebt uw vijanden verstrooid met de arm uw sterkte. De hemel is uwe, ook is de aarde uwe. De wereld en haar volheid, die hebt Gij gegrond. Noord en het zuiden, het hebt Gij geschapen. Tabor en Hermon juichen in uw naam. Gebt een arm met macht, uw hand is sterk, uw rechterhand is hoog. Gerechtigheid en gerichte zijn de vastigheid uw strooms. Goedertierenheid en waarheid gaan voor uw aanschijn heen. Welgelukzalig is het volk, Het welk het geklank kent, o Heren. Zij zullen in het licht van uw aanschijn wandelen. Zij zullen zich de ganse dag verheugen. En in uw naam en door uw gerechtigheid verhoogd worden. Want gij zijt de heerlijkheid hun sterkte. En door uw welbehagen zal onze horen verhoogd worden. Want ons schild is van de heren en onze koning is van de heilige Israëls. Toen hebt gij in een gezicht gesproken van uw heilige en gezegd, Ik heb hulp besteld bij een held. Ik heb een uitverkoring uit het volk verhoogd. Ik heb David mijn knecht gevonden. Met mijn heilige olie heb ik hem gezalfd. Met welke mijn hand vast blijven zal, ook zal hem mijn arm versterken. De vijand zal hem niet dringen, en de zoon der ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken. Maar ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht. En die hem haten, die zal ik plagen, en mijn getrouwheid en mijn goede tierenheid zullen met hem zijn. en zijn horen zal in mijn naam verhoogd worden. En ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren. Hij zal mij noemen Gijzijk, mijn vader, mijn God, en de rotsteen mijns heils. Ook zal ik hem ten eerstgeborene Zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde. Ik zal mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden en mijn verbond zal hem vastblijven. En ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten en zijn troon als de dagen der hemelen. Indien zijn kinderen mijn wet verlaten, en mijn rechten niet wandelen, en in mijn rechten niet wandelen, indien zij mijn inzettingen ontheiligen en mijn geboden niet houden, zo zal ik hun overtreding met de roede bezoeken en hun ongerechtigheid mij plagen. Maar mijn goede tierenheid zal ik van hem niet wegnemen en in mijn getrouwheid niet veilen. Ik zal mijn verbond niet ontheiligen en hetgeen dat uit mijn lippen gegaan is, zal ik niet veranderen. Ik heb eens gezworen bij mijn heiligheid, zo kan David lieg. Zijn zaad zal in de eeuwigheid zijn en zijn troon zal voor mij gelijk zijn de zon. En hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan. En de getuige uit de hemel is getrouw Sela. Maar gij hebt hem verstoten en verworpen. Gij bent verbogen geworden tegen uw gezelden. Gij hebt het verbond van uw knechten niet gedaan. Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde. Gij hebt al zijn muren doorbroken. Gij hebt zijn vestingen terneder geworpen. Alle die de weg voorbij gingen hebben hem beroofd. Zijn naburen is hij tot een smaat geweest. Je hebt de rechterhand zijn erwedenpartij verhoogd. Je hebt al zijn vijanden verblijt. Je hebt ook de sterpte zijn zwaarts omgekeerd en hebt hem niet standig gehouden in de strijd. Je hebt zijn schoonheid doen ophouden. Je hebt zijn troon ter aarde. Nedergestoten. Ge hebt de dagen zijn uw jeugd verkort. Ge hebt hem met schaamte overdekt, Sela. Hoe lange, Heren, zult gij u steeds verbergen? Zal uw grimmigheid branden als een vuur? Gedenk van hoedanige eeuw dat ik ben. Waarom zout gij aller mensen kinderen te vergeefs geschapen hebben? Wat man leeft er, die de dood niet zien zal, en die zijn ziel zal bevrijden van het geweldig schrafs. Heren, waar zijn uw vorige goede tierenheden, die gij, David, gezoren hebt bij uw trouw? Gedenk, heren, aan de smaad uw knechten, die ik in mijn boezem draag, van alle grote volken, waarmee de, o Heer, uw vijanden smaden. waarmee zij de voetstammen van uw gezalfde smaden gelooft, zei de Heere, in der eeuwigheid. Amen. Ja, amen. Laten we ons eens heer aanzoenen. Heere, dat is uw woord. Dat bent u. Goedertierenheid en waarheid. Recht en gerechtigheid. Dat zijn de deuden van uw heilige goddelijkheid. En heren, dat we er iets van verstonden. Want wij zijn mensenkinderen. We kennen u van nature niet en onszelf niet. En daarom vragen we licht op dat we verstaan wie wij zijn, als we zien wie u bent. Heer, ontferm U onze gedenkte rouwdragende, de eenzame en beproefde, Uw volk in nood. Want ze moeten door veel verdrukkingen, we hebben het gelezen, ingaan. En we lezen in diezelfde psalm dat U geloofd wordt, maar U hebt Uw volk ook verdrukt, getoornd, Godse kerstheid, de kroon is omgeworpen. En heren, wij verstaan die dingen niet. Wij geloven eigenlijk dat u altijd voor uw volk bent, maar u moet ook tegen ze zijn. Want wie u liefhebt, die bestraft en kersteit u en uw geestelt en je gelukzoon, die u aanneemt. Er is verbondsgenade, maar er is ook verbondswraak. Want u bent jaloers op uw eer. En als uw verbondsgende, uw woord, uw dienst, dan weet ge met uw volk te handelen. En dan eindigt die psalm zo mooi, heren. Dan zeggen ze niet, keer ons van u maar. Geloofd, zei de Heer, u doet geen kwaad. Want uw goede tierenheid blijft, dat zegt u ook hier. Dat kunnen wij niet verstaan, maar als we zonder kasteiding zijn, welke alle deelachters zijn, ook een nazi, een volk, de Verenigde Staten, Israël, Nederland. Dan weet u wel hoe je daarmee om moet gaan. Dan hangen de oordelen laag. En toch eindigt die psalm met geloofd, zei de Heere. Amen, ja amen. Is wat Heere. Als we in ons leven leren dat u nooit kwaad doet, dat wij kwaad doen. Niet dat u geweken bent, maar wij zijn van u geweken. Kerkelijk, nationaal, internationaal. Wij vermoorden 35.000 baby'tjes in Nederland en een miljoen. Wie zou niet treuren? In de moederschot. In Canada en Amerika. Ach, lieve heren. Een wonder dat u ons niet doodslaat. Dat u goede tierenheid blijft. Dat u nou goed bent voor slechte mensen. Dat u uw zoon de straf hebt doen dragen. En wegdragen. dat U een verbond hebt gesneden met het zaad van David, dat zijn kroon en troon eeuwig zou zijn. En wij smeken U, Heren, dat we, dat was het allerminste, het allerkleinste, het allerzwakste, het allerongelovigste, het allerblindste van uw kinderen. U mocht te loven, en dat U nooit kwaad doet, maar goedheid tegen kwaadheid zet. Aag bekeer ons tot U, wie zou niet treuren? Het Fermi, onze heren, kinderen, kleinkinderen, familie, breidt uw volk uit in Nederland, Daar heb je vanouds gewoond en gewoond er nog. U hebt er uw haatsteden nog. Er zijn er die weten in wie ze geloofd hebben. Maar ook hier. Hoewel de meesten naar Canada komen voor de boerderij, maar heren, u kunt ze voor de boerderij laten komen en hun hart zult u bekeren. zou dat eens mogen geschieden, dat we niet in een uitwendige letterdienst, in knechtelijke vriezen, maar een kinderlijke vriezen mogen heelachtig zijn. In hem, de zoon uwerliefde. En dat alleen om Christus wil gedenk, hem die zwak is en ziek, Geef moed en krachten als die hopend op u wacht, om Jezus willen. Amen. Geliefd en gezien, dat is een grote psalm. In de eerste plaats wijs ik u weer op dat hij genoemd wordt een onderwijzing, een leerpsalm. Een mastiel. En dat die gegeven is via Ethan, de Esraïd. Vorige keer hebben we gehoord dat deze psalm 88 was een onderwijzing van Heman, de Esraïd. En nu vinden we Nee, Etan, de Ezraïd, hetzelfde geslacht. Etan, de Ezraïd. Ezra was een zoon van Judah. En de eerste Heman was een klein zoon van Judah, de aartsvader. Maar in datzelfde geslacht vindt u nu in de tijd van de Babylonische Wallenschap, dat moet u begrijpen, dat is de tijd van deze psalm, dan vindt u een ander van dat geslacht, Ethan de Ezraïd, ook uit het geslacht van Juda, het koninklijk geslacht. Immers de Messias zou komen uit de stam van Juda. Dus nog eens, het eindigt, deze psalm, met een klacht. Maar daar begint het niet mee. Het begint met gode lofbereiding. We zijn in Zimbabwe. De kroon is neergeworpen, het volk wordt gegasteid. Ik heb vorige keer gezegd al eens dat die kinderen met De ouders aan de hand, kilometers moesten lopen om gevangen genomen te worden in Babylonie, Babel. Antichristelijke Babel. Een gemeente dan eindigt toch dat met een klacht, maar voor die klacht gaat er lofberezing. Het is eigenlijk heel schoon. Ik zal u straks toch nog een beetje in de voorreden wat meer zeggen daarover. Maar... U kent de geschiedenis van Job. En dus Satan zei tegen de heren in de raad, waar hij onder de kinderen gods was, dat zijn de engelen, moet hij rekenschap afleggen. En dan zegt de Heere, hebt u ook acht geslagen op mijn knecht Job. En dan gaat eigenlijk de Heere spreken over hoe hij de Heere vreest. En dan valt de Satan de Heere aan. Hij zegt, ik weet wel waarom Job is zoals hij is. Hij dient u om wat. Om wat u hem geeft. Nou, in heel veel religies wordt God gediend om wat hij geeft. Dat ik is niet dood, is niet tot niets gemaakt. Mijn lieve, weet je... Zeg de neer en neem nou alles voor hem af. Eens kijken. Moet je eens luisteren, gemeente, ik hoop dat je me verstaat. Zegt hij eerst al zijn kinderen, tien, zijn vee, zijn bezit. Zegt hij, de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen. En dan zwijgt hij niet meer. De naam des Heere zij gelooft. Vrienden. Ik hoop dat hij me verstaat. Gods ware volk mag God dienen om God. Niet om wat hij geeft, maar om wie hij is. Want die God is onze zaligheid. Wie zou die hoogste majesteit dan niet met eerbied prezen? Alle valse religies dienen een god als ze wat krijgen. Maar weet je, er is een volk op aarde, en daar eindigt die psalme mee, dat zelfs als god ze slaat, dan zeggen ze nog, God zij gelooft, amen, ja, amen. Want hij slaat ze niet van harte. En hij tuchtigt ze niet van harte. maar opdat ze zijn heligheid, afgezonderd zijn tot de dienst Gods, deelacht zou worden. En gemeenten, dat is een stuk. Ga ik nog wat zeggen. In deze psalm worden de deuden Gods verheerlijkt. Zijn gerechtigheid, zijn goede tierenheid, zijn welbehaar, Zijn waarheid. Daar wil ik wat van zeggen. Kijk, God is waarheid. Hij is gerechtigheid of rechtvaardigheid. Hij is liefde of welbehagen. En daarom vindt u bijvoorbeeld in de schrift, indien wij ontrouw zijn en we zijn het. Ach heren, ik ben ontrouw. Maar weet je wat dat staat? Maar hij is getrouw. Het bewijst geen trouw, in de eerste plaats. Hij is trouw. Indien wij ontrouw zijn, Hij is trouw. Hij blijft getrouw. In deze psalm staat er van eeuwigheid tot eeuwigheid voor zijn volk. God verlaat zijn kerk niet. Hij tuchtigt zowaar. Brengt de oordelen thuis. U moet de preken maar eens gaan lezen. Van Van der Groen. De Biddagpredicatie. Tuchtiging van Nederland. Tuchtiging van de ziel. Maar God blijft getrouw. Zijn woord verandert-ie nooit. Nou, dus eerst begint de zaal met lofprijzing, tweede plaats. Wordt er gesproken over een verbond met het zaad van David. Met David, maar er staat even later met het zaad van David. U begrijpt dat ik niet elke tekst kan behandelen. Maar even de drie delen. God loven. Hoe gaat God met zijn volk om? In een verbond. Er staat eigenlijk letterlijk in een gesneden verbond. En ik kom erop terug. met een mondeling. Wie is die mondeling? Het is de nere Jezus. Die gaat zeggen mijn God en mijn vader. Mijn God en uw God. Mijn vader en uw vader. Dus God kan alleen nog met ons handelen op grond van zijn welbehagen in de zoon van zijn Eeuwig ontverming. Moet je luisteren wat er staat. Ik haal dingen aan. Ik weet dat wel. Ik kan niet elke tekst behandelen, maar ik wil in grote lijnen diepsalm met u overdenken. Waarheid en goedertierenheid gaan voor zijn aangezicht. Je kunt met hem pas gemeenschap hebben als je iets verstaat van zijn goede tierenheid en waarheid. Anders kom je niet tot hem. Dat is in Christus. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Derde plaats, er is verbondsgenade. Er is ook verbondswraak. We hebben het vaak over verbondsgenade. En dat lichtt ons wel, he. Je krijgt jeukende oortjes van. Maar als je zo'n wet verlaat, dan moet je rekenen op tuchtiging. Nationaal, persoon, geestelijk. Want er is niet alleen verbondsgenade, is ook verwond wraak, die hij lief heeft. Als je van de weg gaat, krijg je God tegen. En dan loopt dat hele volk met al die kindertjes van Jeruzalem, Judea, naar Babel. En God verbergt zijn aangezicht. Waarom? Om ze te trekken. En nou vraag ik hier aan u, en al mijn hoorders in Nederland. Is er een plekje in je leven geweest, heel eerlijk, dat God geen kwaad meer kon doen, maar dat jij al een kwaad gedaan hebt? Dat je God vrij mag verklaren. Wat hij ook doet. Tijdelijk en eeuwige straffen. Maar jezelf mag aanklagen. Dan eindigt die psalm zo apart, hè? God zij gelooft. Z'n goede dierenheid. Amen, ja, amen. Dat is een boodschap, lieve vrienden. die een heel evangelische letterknechterij niet meer verstaat. Het gaat allemaal zo. Een zonde is geen zonde meer, in de kerk ook niet. Wereldgelijk vormig. We zijn op een dwaalspoor gekomen. Want wie hij lief heeft, tuchtigt hij, nationaal. En als u het nou niet opmerkt, dan zie je het in Nederland. Dan zie je het in de Verenigde Staten. Dan zie je het wereldwijd op het ogenblik. De tuchtigende hand. U moet eens indenken dat er een waterstroom in Mekka, waar die kabelaar staat, die tent, is nooit geweest. Dat er sneeuwballen vallen zo groot als een tennisbal. God komt tegenrichten. En wie merkt dat ook? En doet een heren kwaad? Ach, mensen. Ach, mensen. Ik moet toch zeggen, God is goed. En ik deur niet. En jullie ook niet. Niemand. Er is niemand die God zoekt, niet één toe. Alle afgeweken en derven de heerlijkheid Gods en worden om niet gerechtvaardigd. Door de genade die in Christus Jezus is. We gaan nog een versje zingen en dan hopen we nog verder te spreken. Wat had ik opgegeven, organist? Dus even kijken. Ja, 89. Drie alleen maar hoor. Ik had er twee opgegeven, maar alleen drie. Eén keer. Ja? 89. De hemel looft, o heren, uw wonderen dag en nacht. Uw waarheid wordt op daren de glorie toegebracht. Daar uw geheiligd volk van uw trouw mag zingen. Want wie is u gelijk bij al de hemelingen? En welke vorsten ook het aardrijk moog bevatten. Wie hun er is, o heren, met u gelijk te schatten. Derde vers van psaal 89. De hemel looft o'er wandelen nacht en nacht. Uw waarheid wordt op de erdt uw glorie toegebracht. dat uw geheel het volk van eeuwen trouw mag zingen. Want wie is u gelijk Bij al de hemelingen. En welke vorsten ooit... Wat een winne is zo heer, met uw gelijk te schatten. Ik wil eerst met u handelen over de deude gods. Je noemt dat ook de eigenschappen gods, bij Hellebroek vindt u dat keurig uitgelegd. En dan heb je de mededeelbare eigenschappen die de heer het deelsgewijze verleent aan zijn schepselen en de onmededeelbare eigenschappen die hij alleen zelf bezit. Zijn almacht enzovoort. Dus er zijn twee. Maar in God is geen, ik moet anders zeggen, In God is alles één. Hoor Israël de heren, onze God is één. Ergat. Dat we zeggen, in God is geen twee. Nu bedoelt u dat wel. Er zijn mensen die stellen de rechtvaardigheid Gods tegen de genade Gods. Dus God is rechtvaardig en straf of hij is genadig. Barmhartig. Dan zou er in God een conflict zijn. Ik zeg het heel voorzichtig, ik hoop dat u het verstaat. Er zou in God een conflict zijn tussen Rechtvaardigheid om te straffen en genade om genadigd te zijn. Dat is niet zo. In God is alles één. De genade is rechtvaardig. In God. En de rechtvaardigheid is barmhartig. Maar ook de barmhartigheid is rechtvaardig. Kijk, daarom leest u bijvoorbeeld in die psalm eerder de vrede met een kus van terecht begroet. En waarom ik dat zeg is, ...dat al de deude gods, de eigenschappen gods... ...vindt u als een lichtstral in de duisternis. Waar? De headers. En die heerlijkheid gods omscheen hen. Er zijn hier twee. Eén. Als een lichtstraal. En dan ga ik weer heel eenvoudig met u proberen dat uit te leggen. Die lichtstraal kun je in een prisma diverse kleuren laten geven. Maar in het licht is het één. God is één. We noemen dat de eenvoudigheid gods. God is niet verdeeld tegen zichzelf. Zijn genade is rechtvaardig. Die is betaald. Die is verzoend. Ja? Dat moet je vasthouden. Anders maakt u in God een tegenstelling. God is één. We noemen dat in het Engels de simplicity of wel de eenvoudigheid gods. En dat is zo schoon, hè? Ik lag vannacht een beetje wakker. En toen dacht ik, wat zal dat wel zijn? Als God alles is en in allen. Al zijn deuden verheerlijkd worden. En die deuden hier in mijn arme ziel, nee. In een verheerlijkte ziel, meeklinken tot de glorie van God. Ik zei vertellen, daar kun je geen begrip van vormen. En weet je wat de katechisme zegt, maar ook de schrift? Een voorsmaak daarvan. Mensen, Ik heb met je gelezen van de week van Jodokus van Lodestein. Die zegt, dat is bijna mystiek. Die zegt, ik heb in God zoveel vreugde gehad. Dat is bezamiging. Kijk, dit is een term die ik eigenlijk liever niet gebruik. die Hij gebruikt. Maar dan zal God zijn alles en in allen. Dus de zielen die nu boven zijn, die hebben niet meer een tegenstelling tussen licht en duister. Het is enkel licht. Geen zonde meer. Enkel gerechtigheid. Enkel waarheid. enkel glorie van God. Dan kom ik weer bij het begin. Gods volk mag zichzelf verliezen, moet zichzelf verliezen, tot en niet, opdat Hij zei, alles en in, Dan leef ik niet meer. Dan mag ik leven door het geloof van de Zoon van God. En ik heb me deze nacht, niet eens tegen mijn vrouw gezegd, maar ik was wat opverheugd in God, waar nooit dankbaar is. Maar door de ouder worden ze gezegd, in de hemel schouwen ze God. Niet kijken, ze aanschouwen zijn heerlijkheid worden erin opgenomen. En ze zagen niemand anders dan Jezus alleen die het aangezegd is van de Vader. Want die mij gezien heeft, heeft de Vader. En lieve vrienden, dat is onafhankelijk van voor- of tegenspoed. Dat is onafhankelijk van wat u krijgt of niet krijgt. Dat is onafhankelijk van tucht of geen tucht. Ik zei u al bij Job, hè? Tien kisten. Tien graven. Geen bezit meer, boerderij weg, alles weg. De Heere heeft gegeven. En de Heere heeft genomen, benaakt op de wereld gekomen, niks ingebracht. Met de naam de Hasheem, de naam. Voelt u wel eens wat anders? Ik krijg het en ik doe het en ik bid en ik zeg. Ik zei eens wat vertellen mensen, ik had van de week bezoek van mensen. Ik kan heel goed praten. Ik zei, als God in je leven komt ga je zwijgen. Mag je aanschouwen. Mag je je in hem verlustigen. Die het licht is en de duisternis. Nou, die heerlijkheid die openbaart, en de herders die moeten sterven, hè? Maar waarom openbaart de Heer de heerlijkheid om ze te laten sterven, om ze te laten leven? Toen begonnen de engelen te zingen, Ere zij God. De hoogste hemel. Kijk, dat deed deze psalmlichter. Terwijl hij daar in ballingschap zat. Het lijkt dat de zaak een verloren zaak was. Dat de kroon van Israël omgekeerd was. Dat de tuch tot in de diepste Gods aangezicht verborgen. Nogthans! Nogthans! Mensen, het gaat helemaal niet over u. En over mij. Het is een wonder dat je erin delen mag. Het is een kind, diezelfde geest, die woont in de ziel, dat je zij een tempel van God. En als u dat zo niet verstaat, deze psalm, dan denk je, ja, hoe kan dat nou? Zit daar een ballingschap, de kroon is omgekeerd. Maar hoe kan God nou met zondaren handelen dan? U is Heide geboren de zaligmaker in de stad David. De Messiaen. David zat. Heel veel zeggen David staat. Nee, Eva staat. Heel veel beginnen bij het verbond met Abraham. Dat is niet zo. Het verbond begon bij Eva. Bij Adam en Eva. Want God kleedde ze in het kleed van Christus. Lamsvacht, bloedig. En ze waren witter dan sneeuwen geworden. Schoner dan de duigeren. U zei de heren hij zal, u zaad zal de satan de kop vermorzen. Dat gebeurt op Golgotha's kruis. De slang he. De kop van de slang is de duivel he. De slang was het niet, het is een middeltje. De kop van de slang is de duivel. De hoofd van de slang. Je hebt nou weer zo'n hoofd van de slang in Iran. Weer een hoofd van de slang. De godsvolk op te trekken. Christen. Joden. Joden die nog tot bekering zullen komen. En altijd een deel bekeerd is geweest. Naar de verkiezing der genaren. We leven in een heel bijzondere tijd. Bijzondere tijd. Ziet u dat niet? Nederland. Maar nu heb ik een vraag aan je. Dien je God om je boerderij? Of ook zonder boerderij? Als je kinderen het graf moet delven, of je vrouw. Is God dan nog God? Is een goede tierenheid geweldig over je? Voelt u wel, dan moet je tussenuit, dan moet je gedood worden. Paulus zegt, hoewel ik niets ben, overvloediger gearbeid dan z'n allen, maar niet ik, maar de genade gods die met me is. En geliefde, nou zijt ge voor God geschapen. En je mocht veel van hem verwachten. Maar God wil, gaat. Ik ben de Heer, uw God. Dien geen uitlandsgod bij je loer, zegt Hij. Ik ben het. En als je die God leert kennen, heb je genoeg. In Christus. In Christus. Nou, daar zit ik in. Dan ga ik niet door al die dingen heen uit die eerste verse. Ik ga alleen leren dat hij looft God, terwijl hij een ballingschap is. Ethan, de Esraïd. Twee. Maar hoe kan God met ons handelen? Wel, hij maakt een verbond met zijn uitverkorenen. Nou ja, wat is dat? Het staat eigenlijk letterlijk in het Hebraeus, hij snijdt een verbond. Verstaat u dat? Genesis 15. De Heere zegt tegen Abraham, je moet alle slagdieren nemen. Een rund, een duifje, zeven. En die moet je tussen in het midden delen. En in dat verbond, het was trouwens een gebruik in die dagen, maar de heren gebruikten dat. Als er nou een verbond gesloten was, gingen de twee verbondspartners over dat pad van bloed. Door die twee helften van het offerdier dat geslacht is. Wie ziet op dat offer die er geslacht is? De Heer Jezus. En de kerk gaat door een pad van bloed. Dat is een verbond snijden. Van het bloed van de middelaar. Nou goed. Wat gebeurt er? U kent de gezienis van Abram. De vogels komen. Waar het lichaam is, staat later ook in de Bijbel, worden de arenden vergaderd. Staat ook in het Nieuwe Testament. Want die roofvogels, die willen die dieren opeten. En Abram houdt de vogels af. Wordt hij moe van. En wat gebeurt er dan? Valt hij in slaap. En wie gaat dan tussen de stukken door? De vuurige oven en de rokende vlaswijk. Types van Christus. Waarom ik dit zeg is, God sluit niet met ons een verbond, hij sluit met zichzelf in Christus een verbond. En in Christus met de kerk. En onthoud nu dit, wij willen ook meedoen. Abram viel in slaap. En dan ga ik het laatst zeggen, hè? Gelukkig, we zei, gelukkig. Want het is Gods verbond, niet ons verbond. Mijn verbond, zei hij. zal hem oprichten tussen mij en tussen u. Hij zweert bij zichzelf. Vanaf paradijs, he? Bloed van het lammetje, de wacht van het lammetje, de gerechtigheid van Christus, daar bekleedt hij zijn kerk mee. God sluit zijn eigen verwond. Dat is een eeuwe geweldbare, dat vindt u ook in die psalm. En eigenlijk, heel eerlijk, heel eenvoudig, hè? Tel je het niet mee. Ja, maar dominee, dat staat in de Bijbel bij de doop tot een nieuwe gehoorzaamheid. Ja, dat is wel zo. Het zijn twee delen van hem. Daar heb ik het nou niet over. Ik heb het over het verbond. God snijdt zijn Zoon dood, opdat u leeft. En hij gaat zelf tussen de stukken door. U bent er helemaal niet bij. Ik zal mijn verbond opritten. Mijn verbond. Maar tegenwoordig zijn mensen ook bondelingen. Ja, in Christus, door het geloof. Want al de belofte God zei in Christus ja en amen. Maar je bent geen bondeling voor de kennis van Christus, maar in de kennis van Christus. Hij is de bondeling. En dat koninkrijk zal zijn van eeuwigheid tot eeuwigheid. De Koning wordt Knecht en de Knecht wordt Koning. Christus is de Knecht, de Leidende Knecht. Door zijn strieming is mijn genezing geworden. Afgesmeden. Ik dacht dat ik meedeed vroeger. Ik dacht dat ik ten Heere kon dienen. dat ik de vijanden van het aas af kon houden. Gelukkig niet. Dan ging ik voor eeuwig verloren. Ik heb er nog geen nagelschrapje aan gedaan. Geloofd, zei God, aan me, ja. Mijn jongen, uit genade door recht. Zijt gezalig geworden. En dat niet uit u. Het is Gods gave. Er is er maar één die telt. En in Christus van geslacht tot geslacht. Tot in het laatste nageslacht. Ook uit de Joden. Dat ze altijd zijn in overblijfsel naar de verkiezing der genade. En ik hoop dat de dag aankomt dat ze hem zullen zingen die ze doorstoken hebben. Weeklachtbedrijf, alsof er een ene geboren zoont. Dat ze al hun werken als doenwerken gaan zingen. En alleen mogen rusten in de arbeid van Emanuel. Mijn broeders naar het vlees, want Christus was uit de joden. En als ik van Christus ben, zijn het mijn broeders naar het vlees. Van Christus. En gemeente, zo kan God met mensen handelen. Want goede tierenheid en waarheid gaan voor zijn aangezicht. U moet thuis maar eens weer lezen. Goede tierenheid is barmhartigheid. Ofwel genade. Het is eigenlijk verbondsliefde, de gesen. God bemint wat hem niet bemint. God bemint wat hem haat. God bemint die niks met het wakker hebben. En als jullie nu denken dat je ook nog meetelt in dat stukje, mis, mis, mis. Ik neem de Heere Jezus, want kijk, dan vind je hetzelfde weer. Indien je naar mij zoekt, laat de mijne gaan. Dan heb je als het ware weer die verbondsbediening. En dan heb je die twee keer gevraagd, kun je met me waken? En ik heb ook weleens gezegd, dat is erg dat je het niet kunt. Maar ik ga nog wat zeggen. Het is gelukkig dat ik het niet gedaan heb. Dan had je er ook nog aan meegewerkt. Slaap nu voort, zei hij. Ik ga het alleen doen. Mensen, genade door recht. Dan wordt de header geslagen op de schapen vrijgemaakt. En zo kan God met u handelen. Alleen in Christus. Want in Christus zijn al de beloften, God. Niet voor die tijd, in Christus. Ja en Amen. Ja, maar dominee, iedereen leert hem niet kennen, tuurlijk. Dat weet ik ook wel. Er is een hoop gemoedscholtendienst of geweterscholtendienst. Waar ze mensen bang maken. En waar mensen huilen. Maar dat alles buiten Christus. Het is niet waar hoor. Laat je niet bedriegen. Hij is een vijand. Ik heb brieven van Sanhedrin gekregen en gaat die kindertjes van God in de gevangenis gooien en doden. Blazende dreiging en moord. En weet je wat nou zo mooi is? God had hem lief. Ja, maar hij had God niet lief. Helemaal niks. God had hem lief. Gezijd mij een uitverkoren vat. Zit hier nog een mens die God niet kan beminnen? Zie dan hoe God de zijne bemint. In Christus. In Christus. Mag ik eens vragen om te ontvangen genade. Want het vlees onderwerpt zich der wet Gods niet en het kan ook niet. We houden die innerlijke weerstand. Mens, ik grijp weleens aan mijn hart en aan mijn hoofd. Maar dan zegt hij, mijn trouw zal niet twijken. Want twee dingen gaan voor. Ewige liefde. Geestheid. En waarheid. Waarheid is trouw. God blijft getrouw, al ben jij als een kind van God ontrouw. Geloof ik niet, u zelf weet het. U zelf weet het. Als dat niet waar is, dan gaan we allemaal naar de hel. Maar hij zegt, mijn woord blijft vast. En onverbroken. Hé mijn kind, is dat nou je God geworden? In Christ. Door al uw deuden aangezond, heb jij uw woord en trouw verheefd. Ik heb m'n ziel op haar gebed verhoord, gered en kracht gegeven. Maar zal dat wat zijn als ik straks één God mag zijn? Nooit meer zonde, nooit meer. Opschouwen in al z'n deude, waar al uw deude aangespoord hebt gegeven, wordt een trouw verheven. Een glans van heerlijkheid. En de heiligheid en de heerlijkheid is in de hemel, de heilige rondom God. Dan roepen ze dag en nacht, heiligheid is het sierad van de kerk. Tegenwoordig schijnt wereldgelijkvormigheid het sierad van de kerk te zijn. Niet waar hoor. Leugenleer. Afgezonderd tot zijn dienst. Heiligheid is niet ik ben heilig, maar ik ben afgezonderd tot de heilige dienst. Het zijn de vaten in de tempel. Paulus, er wordt ook een vat om de naam van Christus te dragen. Een geheiligd vat. Hoe werden die vaten geheiligd? Door bloed en water. Besprengt. Ik ben dus afgezonderd tot heilig gebruik. Als God je gaat gebruiken in zijn heilige dienst, zoals je bent, Een stok en een blok vaak. Toch. De gemeente. Maar nou nog wat. Dan gaan we eerst nog maar zo'n flesje zingen, organist. 89, vier. Negenentachtigvier. Hij schiep het barre noord en soele zuid tezaam. En wat er volgt... Wordt er zes. Zes. Gijs hebt het bare not, en sole zuitesam. Jouten, daar boor hier een hermon in Nuenam. Gij hebt een arm met macht, Uw haag heeft groot vermogen. Uw rechterhand is hoog. Uw troon blijft onbewust. van recht en van gericht zijn vaste steun ontlenen. En waar ik En ik begrijp wel, liefde, dat ik al die teksten niet beanderd heb, maar de lijn. Het gaat mij om de lijn, u kunt dat thuis maar eens nalezen, dan vindt u de ding. Nou, ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten en zijn troon als de dagen der hemelen. Een gemeente indien mijn kinderen mijn wet zullen verlaten en mijn rechterhand en in mijn rechten niet wandelen. Dus het gaat over kinderen. Vers 31. Gods wet verlaten, dan staat er een woordje van wet, dat is de Tora. De eerste vijf boeken van Mozes. En in de vijf boeken van Mozes vindt u niet alleen de wet in haar eisende kracht, de tien geboden, maar in de boeken van Mozes, met name de eerste vijf, vindt u ook de dienst van de offerander, dat is de evangelie. En die twee dingen horen in het geestelijke leven bij elkaar. Waarom is de wet gegeven aan ontvang en genade? Weet u dat? Om daar overtredingen wel. Om te zien dat je haar overtreedt. We noemen dat de afsnijdende functie der wetten, de usis delecticus. Die alles afsnijdt van een mens. Toen het gebod ingekomen is, de zonde levert worden en ik ben gestorven. Heb je dat beleefd? Heb je dat recht mogen belken? Omhelden ze. Doe God geen kwaad. Maar dat maakt plaats voor de evangelie. En was de evangelie dus de offerhanden? En de offerande is, en die vindt u in Boekleviticus, vindt u in Deuteronomium, dat is de plaatsbekleding. Dus daar komt een dood en doenschuldige zonda bij dat offeraltaar en zegt ik ben u gramschap dubbelwaardig en dan treedt er eentje tussen beide, is de neer Jezus. van de vader geschonken. En die zegt, u kunt niet betalen, ik ga betalen. U bent onrein, maar krijgt maar reinheid. Mijn gehoorzaamheid. Dat is het offer. En wat gebeurt er nou in de kerk? De een houdt het bij de wet. Alleen. Ze hebben goed gekerkt als ze een pak slaag gekregen hebben. Nieuwe angst en vrees. Als de wet werkelijk is, dan vlucht je van God weg. Maar het raakt je niet. Tenzij het gebod inkomt en de zonde levert wordt. Dat is de ene kant. Dat waren die Joodse mensen in die dagen. Die geloofden dat de mensen een vrije wil hadden, dat geloven ze nog. En dat ze doordoen zalig kunnen worden. Nooit in slaap gevallen. Nooit Christus alleen. Twee, er zijn aan de andere kant mensen die alleen het evangelie preken. De beloftes. En die vindt u ook vandaag. Het is jammer, die wet. En in allerlei kringen wordt de wet niet eens meer gelezen. De katechisme zegt drie stukken. Waaruit kent Geur Lende uit de wet gods. Hoe kom ik aan de verlossing? En hoe zal ik godedankbaar zijn? Wat begint bij één? En jongen, als dat gebeurt, weet je niet waar je je zoeken moet. Ga je kruipen naar huis. Zet je straks je auto stil. We zijn verloren, verloren. Nog eens. Er zijn er ook die alleen het evangelie preten. Luther heeft daar in zijn tijd veel last van gehad. Hij preekte de vrijheid van een christenmens. Weet je wat hij gebruikte? Hij werd misbruikt. Ze waren een overheid. En dan gaat Luther die gemeentes bekijken, op bezoek, op visitatie. En dan komt hij huilen thuis. En dan zegt hij, er zijn maar enkele. Want ze hebben één ding vergeten, de boete. Schuldbeledenis. Volle zaalverharding. Ze zijn zo in de vrijheid gesprongen. En daarom, je kunt op twee manieren de waarheid van de Bijbel verlaten. Door alleen de wet te preken, of alleen de evangelie. Dan verlaat u de Torah, de wet Gods, het Woord God. Kijk, dan zeggen ze bij de stevige jongen, je moet altijd niet de zonde bepreken. Je moet er maar last van hebben. Nu zegt de neer, als ze nou die Torah verlaten, dus niet meer wet en evangelie preken, dan ga ik ze straffen. Dan verachten ze mij en mijn zoon. die de wet volbracht heeft en de schuld betaald. En dan ziet u dat gebeuren in de dagen van de jaren zeventig, want Jeruzalem verwoest. Begrijp goed, ik sta er niet boven. Als ze mij verwoest hadden en nog, dan zou ik moeten zeggen, heren, ik ben ook zo'n mannetje. Daar gaat het niet over, van binnen. Maar toen kwam God met zijn oordelen. De stad wordt verbrand, tempel verwoest. En ze vluchten. En u weet wat er gebeurde op die heuvel daar in het zuiden van Israel. Deden de Joden bij de laatste verzet tegen de Romeinen, hebben ze zichzelf vermoord. En lieve vrienden, ik heb een zorg. Sommigen die preken alleen wat ik moet doen. En ze weten niet dat ze totaal verdorven zijn. En andere preken alleen het evangelie. En ze weten niet dat dat is. Als plaatsvervanger. Hij de dood op dat ik het leven heb. Hij verdoemd op dat ik zalig word. Hij vervloekt op dat ik gezegend word. Twee dingen, hè? Niet één ding. Welgeleden, als dat niet gebeurt, dan gaat God zijn volk gestijden. Brengt u ze in het oordeel. Gaan ze naar ballingschap. In de Joodse religie, moet je wel denken, in de dagen van de heer Jezus, waren de Sadduzeën de priesters. En die geloofden niet in de ziel. En in geest, de heilige geest niet. En de weteropstanding der doden niet. Dat waren de dominees in de kerk. En de fariseeën die zeiden dat je door eigen doen zalig kon worden. En dan hoor je hem bidden voor in de kerk. Ik dank u dat ik niet zo slecht ben als heel die mensen in Ingersom. Ik geloof als je van God bekeerd wordt hoor je nog minder als Ingersom. Daar ben je nooit een goede vader geweest. En nooit een goede moeder. Nooit een goede man. Nooit een goed kind. Maar lief kind, die heren wil zonde vergeven hoor. Die zijn zonde beleid en laat. En hij maakt het vergeven veel. Dan ga ik nog een stapje verder. Kijk, alleen de wet breken maakt vrees, angst. Maar als je ook tegen het evangelie gezondigd hebt, en dat leert de Heilige Geest je, word zonder schuld. Het zijn de goede tierenheden des Heren die tot bekering, berauwlijden. Weet je, als dat nog in je leven gebeurt, dan ga je straks naar huis. Vergeef mij, o m'n zoon. Uw hoogheidsgrond. Wie is er die de slaap des doods, want straks behoeven de rechters ook, eindigt om hypsal, niet eens zal slagen. En ik weet wel, mensen, het is niet aangenaam voor het vlees, maar het is godenbeheerlijk, want het is genade door recht. Door betaling. In Christus betaald. Alleen de pers getreden. En niemand der volken was met hem. Weet je wat ik nou eigenlijk zeg zo wat? Halleluja! Zeggen die zo vaak. Moest ik misschien meer zeggen. Door u, door u, alleen om het eeuwige welbehaal. En daarom al dat gedoe van doen en laten, gooi het op de schroot op. Weet je waar de kerk verkeerd? Op de mestop. Alle schade en drek achter. Om de uitnemendheid te herkennen van Christus Jezus mijn heren. Schade en drek. Weet je wat dat drek is? Vuilnis. Vuilnis. Hou op zo te preken. Nee. Ik zal eeuwig zingen. Van gods goede tieren heen. Begint hiermee. En Heren, dat u mij wegvoert naar Babel is mijn schuld. Ik ben van u afgeweken. Ik heb mijn zaligheid in eigen hand genomen. Of ik heb lichtvaardig over het evangelie gedacht. Maar niet dat kostbare bloed kostbaar geacht. Weet je wat zo mooi is? Moet je onthouden van me. Dat bloed moest gestrepen worden op de zijpost en boven, maar niet op de grond. Weet je waarom niet? Je moet het niet vertreden. Als je dat bloed vertreedt, is het erg. Is verachtig. Zij hoe? Nou, en dan moet je horen. Hoe langer hier zult u zich verbergen, eigen schuld. Zult uw grimmigheid branden als een vuur. Hebben we God verlaten, mensen? Nu vallen de sneeuwballen als tennisballen uit de hemel. En de valse godsdienst wordt verdronken door regenbuien zoals nog nooit gezien. En wie merkt het op? God hebt een twist met Nederland. Met u en mij. Hebben we God verlaten? En nu verbergt hij z'n aangezicht. Heb je nou alles verkeerd gedaan, heren? Het is Gods hand, hè? Heren, gedenken, er smaart u uw krecht. Er zijn mensen die gesmaat worden om dit even geven. Bespot en gehoond. We zeggen ze, zo erg is het niet hoor. En zo diep hoeft het niet hoor. Ben gedoopt en ik ben er hoor. Abrams staat door geboorte. Geloof je dat? Ik niet. Alleen door wedergeboorte. Nieuw mens. Nou, welgeliefde, ik hoeft dat ook allemaal niet te zeggen. Denk, heer, aan de smaad waarmee de weren u gezalfde als Christus smaade. Bespot en gehongd. Omdat die vervloekt wilde zijn voor vloekelingen, een vijand gemaakt voor vijanden. Om ze met z'n vader te verzoenen. Mijn vader en mijn God. Wat zegt hij bij de opstander? Mijn vader en mijn God, uw vader en uw God. Uw vader in Christus, kind, en uw God. Weet je mensen, dat zou je zeggen, heb ik vorige keer gezegd, dat oordeel gaat door, maar hij bleef bidden. Ze zijn verlost uit Egypte en ze zijn ook hier teruggekomen uit Ballingsgat. In de dagen van Esra en Nehemiab, God ze verbond gehouden. En één keer. Is het daarom dat de Joden terug moeten naar dat land? Daar Stobbe Keringkool, Christuske, blijft vast en onverbroken. En dan vind ik het zo mooi dat dat eindigt en dan gaan we eindigen. Gelooft zij den Heren. Een woordje Heren met allemaal hoofdletters. Dat is de verbond Jehovah. Die met zijn Zoon een verbond heeft gesloten. Een besluit heeft gemaakt. Om de uitverkoren, he. Staat hier ook, moet je maar eens lezen thuis. Zalig te maken. in zijn grote ontverving. He mensen, maak eens wat vragen. Kijk nou een megetuigenis. Mag je weleens zeggen, deze God is onze God. Hij is ons deel. Ons zakenglot. Door tijd nog eeuwigheid te schijnen, ter dood toe, zal hij ons geleid, moedertje, heb goede gedachten voor God, is slechter dan jij. Word je zekerzaker. En dat alleen in Christus Jezus. Amen. Eindigen. Och. Ik heb nu al die teksten niet kunnen behandelen, maar wel de inhoud daarvan. Dat u uw volk tuchtigt. Dat ze van uw wijken, van de zuivere leren wijken, En ik bid u dat u uw woord zegen aan deze zielen, want wie slaapt er die de slaap des doods niet eens zal slapen, wie is er geboren? En dan het oordeel, O God. En dan is ons de evangelie gepredikt voor de doemelingen. O Heer, red de zielen tot uw heer. dat ze U vereerlijken. Gelooft zij de Heer.
Psalm 89
Serie De Psalmen - Dutch
Psalm 89 - Rev. K. Veldman
ID kazania | 11232315538796 |
Czas trwania | 1:26:30 |
Data | |
Kategoria | Usługa w środku tygodnia |
Tekst biblijny | Psalm 89 |
Język | niderlandzki |
Dodaj komentarz
Komentarze
Brak Komentarzy
© Prawo autorskie
2025 SermonAudio.