
00:00
00:00
00:01
ប្រតិចារិក
1/0
MUZIEK MUZIEK MUZIEK Onze hulp en onze enige verwachting. Sta in de naam des Heeren, die de hemel en de aarde geschapen heeft. Die trouwen houdt en eeuwig leeft en nooit laat varen, dewerken zij de handen. Genader zij ons in vrede, van hem die is en die was en die komen zal. en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de doden, en de overste van de koningen der aarde. Amen. Laat ons deze dienst voortzetten met het zingen van Psalm 56 en daarvan het vierde vers. Gij weet, o God, hoe ik zwerven moet op aard. Mijn tranen hebt ge in uw fles vergaard, is een getal niet in uw boek bewaard, niet op uw rol geschreven, en wat er verder volgt in het vierde vers van Psalm 56. MUZIEK. ZANG EN MUZIEK GELUID VAN KOORZANG EN MUZIEK Gemeente, wij lezen de Heilige Schrift uit het Nieuwe Testament. En daarvan 2 Korinther 7, vers 8 tot en met 16. 2 Korinther 7 vers 8 tot en met 16. Door vooraf beleiden wij ons algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof. En we doen dat met de twaalf artikelen. Ik geloof in God, den Vader, den almachtige Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, zijn enig geboren Zoon, onze Heer, die ontvangen is van den Heiligen Geest. Geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle. Ten derde dagen wederom opgestaan van de doden. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand gods des almachtigen vaders, van waar hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de heilige geest. Ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk. De gemeenschap der heiligen. Vergeving der zonden. Wee de opstanding des vleesjes en een eeuwig leven. Wij noemden nu 2 Korinten 7. We beginnen bij het achtste vers. 2 Korinten 7, vers 8. Daar lezen wij Gods woord als volgt. Want hoewel ik u in de zendbrief bedroefd heb, het berouwt mij niet, hoewel het mij berouwd heeft, want ik zie dat dezelfde zendbrief hoewel voor een kleine tijd u bedroefd heeft. Nu verblijt ik mij niet omdat gij bedroefd bent geweest, maar omdat gij bedroefd bent geweest tot bekering. Want gij zijt bedroefd geweest naar God, zodat gij in geen ding schade van ons geleden hebt. Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt de dood. Want zie ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naastigheid heeft het in u gewrocht, Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak, in alles heb jij uzelf een bewezen rijn te zijn in deze zaak. Hoewel ik dan aan u geschreven heb, dat is niet om dienstwil die onrecht gedaan had, nog om dienstwil die onrecht gedaan was, maar opdat onze fleitigheid voor u bij u openbaar zou worden, in de tegenwoordigheid Gods. Daarom zijn wij vertroost geworden over uw vertroosting, en zijn nog overvloediger verblijd geworden over de blijdschap van Titus, omdat zijn geest van u allen verkwikt is geworden. Want indien ik iets bij hem over u geroemd heb, zo ben ik niet beschaamd geworden. Maar gelijk wij alles met waarheid tot u besproken hebben, al zo is ook onze roem, die ik bij Titus geroemd heb, waarheid geworden. Er zijn innerlijke bewegingen en zijn innerlijke bewegingen zijn te overvloedigen jegens u, als hij u allergehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vrezen en beven hebt ontvangen. Ik verblijf mij dan, dat ik in alles van u vertrouwen mag hebben, zover het lezen van de Heilige Schrift. Laat ons zere aandacht zoeken in het gebed. Laat ons bidden. Gij weet, o God, hoe wij zwerven moeten op deze aarde. Wij komen er allemaal achter. En dat is genade dat het hier niet is. Het is hier absoluut niet. Job zegt daarvan dat de mens in moeite geboren is. Het klinkt allemaal heel negatief. Maar wat betreft het leven op aarde, afschoon wij van vele dingen, mogen genieten en gebruikmaken, toch is het hier niet. Het is boven. Maar we zijn daar uitgevallen. Daar is geen weg terug van onze kant gezien. Die deur is dicht gegaan. Die is dicht gegooid in het paradijs. En heren, nu hebben we daar van nature zelfs ook nog geen last van. Het doet ons niks van nature. Het doet ons niks of schoon. Wij weten vanuit uw Woord dat wij op reis zijn naar een nimmer eindigende eeuwigheid en dat wij niet voor u kunnen bestaan, tenzij dat wij opnieuw geboren zijn, van boven geboren zijn, uit u geboren zijn, door de Heilige Geest geboren zijn. Anders dan slapen wij onze doodslaap. en die eindigt in een eeuwige ontwaking in een plaats waar wening is en knessing der tanden. O God, wees ons genadig. Wees ons genadig en als wij door genade op een ander spoor gezet zijn, op een smalle pad gezet zijn, door de enge poort welke is Christus zijn ingegaan op het smalle pad en daar voort mogen gaan, dan past het precies in de psalm die wij gezongen hebben. Gij weet o God, hoe ik zwerven moet op aard. Heren, dat is toch ook uiteindelijk weer een zaak waarvoor wij Ik zou bijna zeggen, dankbaar moeten zijn. Ach, wat is onze dankbaarheid. Maar dat is wel iets, Heer, waarover wij ons eeuwig zullen verwonderen. Wanneer U toch tussen beiden bent gekomen. Wanneer U gezegd hebt, tot zover en niet verder. Nou neem ik het over. Nou ga jij, nou gaat U sterven. En nu neem ik het over. En nu ben ik koning geworden. En nu zeg ik wat er met je gebeuren zal en moet. In welke weg jij zult gaan, zoals de psalmdichter ook zegt, ik zal u leren en u onderwijzen van de weg die jij gaan zult. Ik zal raad geven, mijn oog zal op u zijn. O heren, wat een kostelijke belofte. Wat hebben we daar een vrijheid in, als u dat zegt, als dat voor ons persoonlijk zo mag zijn? Dan, heren, dan mogen we goedsmoed zijn, al dragen we de kruizen in ons leven, zowel uiterlijk soms, maar ook en vooral innerlijk. Dan mogen we toch weten dat we niet voor onszelf zijn en dat we niet voor onszelf leven. En dan kunnen wij ook instemmen met de katechismes, de eerste vraag en antwoord. Wat is uw enige troost in leven en in sterven? Dat ik het eigendom ben van Christus, gekocht met zijn dierbaar bloed, verlost van de banden van dood en hel, overgenomen door die lieve Heere Jezus, die zichzelf in de dood heeft die dat vrijwillig op zich heeft genomen, niet gedwongen, maar vrijwillig uit liefde tot de Vader, maar ook uit liefde tot degene die hem van de Vader geschonken zijn. Heren, wil ons gedenken. U weet wat nodig is voor een ieder. Niet alleen voor het tijdelijke. Ach, van nature dan hebben we genoeg aan dat het in ons tijdelijke leven zijn gangetje mag hebben. maar gedenk ons wat betreft onze ziel voor de eeuwigheid. O Heere, bind het op ons, dat er toch een onhoudbare nood gewerkt mag worden door uw geest, wanneer we buiten Christus zijn. Want er kan wel een nood zijn, Heere, maar mag er nou eens een onhoudbare nood zijn? Als het dat mag zijn, dan is de verlossing nabij. O God, gedenk, gedenk ons zo in Ieder, zoals we hier zijn of meeluisteren, ook in Holland. Wil U schenken wat nodig is, Heren, kom met U zelf. Niet alleen dat we niet alleen van de weldaden van U mogen leven, maar dat wij in U gevonden mogen worden. In Christus te mogen zijn, de persoon te mogen kennen, de goede herder. die zijn leven gaf voor de schapen. Heren, want het gaat toch om een relatie. Er moet een relatie zijn tussen de goede herder en de schapen. Want u hebt gezegd en zei, de schapen horen mijn stem, ze luisteren naar mijn stem en zij volgen mij. O God, geef ons u te volgen. Dat kan niet anders dan moeten we zelf alles opgeven. en u op het oog hebben, dat doet u zelf, heren, want u maakt het dat zij u volgen. Want de schaap is een eigenwijs dier, maar u doet het, u waakt over uw kudde, allen die u van de Vader zijn gegeven. Heren, ach, mochten we vanavond, wanneer het gaat over het treuren, het treuren naar God toe, een treuren om God, Een treuren uit God, door God en tot God. Want dat is het ware treuren. Wil U ons opening geven? Geef, Heere, dat uw geest in ons midden mag zijn. De harten mogen worden geopend. Ook van dat meisje wat hier vanavond nog is, Heere. Ach, niet alleen de grote schapen, maar ook de lammetjes. die behoren tot de kudde, en geef ons te spreken, zodat een lammetje het kan verstaan. Dan horen het de grote schapen vanzelf wel. Heren, zo komen wij tot u. In al ons gebrek, in al onze armoede, in al onze onwetendheid van nature, in al onze zwakheid, wij komen tot u, o Heer Jezus. Want u bent toch de koning van de kerk, de hoogste profeet en leraar. U zit aan de rechterhand van uw vader en u waakt over uw kerk en u bidt voor uw kerk. En u is gegeven al de macht in de hemel en op aarde. Wilt aan alle machten die in ons werkzaam kunnen zijn, als tegenstand overwinnen door uw kracht. want het is toch uw kracht. U zegt zelf, mijn kracht wordt in uw zwakheid volbracht. En dat is een altijd geldende waarheid. Heren, gedenk ons en hoor ons om. Jezus wil alleen. Amen. Gemeente, vanavond zijn gekomen aan de tweede zalig spreking, of het is eigenlijk een zalige verklaring. Een zalige verklaring. Het is een zalige verklaring van de hoogste profeet en leraar, de rechter van hemel en aarde. En al wat Christus zegt is waar. Er zijn soms mensen die oordelen over een ziel van een ander, van wel of niet bekeerd, wel of niet zalig, of wel of niet naar de hemel gaan, maar de woorden van de Heer Jezus, daar kunnen wij op aan. Dat is waar. We hebben ook gezegd de voorgaande keren dat de zalig spreken, dat het bedoeld is voor degenen die gerechtvaardig zijn, of de gelovigen, de ware christenen. Dus eigenlijk kunnen we de zalig spreken dan ook plaatsen in de heiligmaking. in de heiligmaking. Want het zijn de ondervindingen van al Gods kinderen. In een meerdere of in een mindere mate. Dus wanneer het gaat over de heiligmaking, dan is er een statelijke heiligmaking, solute dat ook zegt, mijn heiligmaking is boven, dat is in Christus. Volmaakt heilig in hem. Maar hier op aarde wordt die heiligmaking doorleefd. Dat zijn oefeningen. Oefeningen. We kunnen het ook anders zeggen. De heiligmaking op deze aarde, dat is het doorleven van genade. Het is, zo Paulus ook spreekt, van ik leef niet meer. Maar Christus leeft in mij, maar hij zegt ook, ik sterf elke dag. Dus hij spreekt over het statelijke, maar ook hoe nou die dood ingeleefd wordt, want dat is het eigenlijk. Heiligmaking is eigenlijk de dood inleven. Onze eigen dood. Heiligmaking is niet, zoals we dat zo vaak horen, van nou nu hebben we de geest ontvangen en nu moeten we van allerlei dingen nog doen. We zouden bijna zeggen, dan moeten we van allerlei dingen doen om het af te maken. Dat is rooms. Dat is rooms. Onze heiligmaking is boven, want hij is ons gegeven. Paulus spreekt daarvan in de Korintherbrief, tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en een volkomen verlossing. Met andere woorden, toen het geloof gekomen is, John Newton die spreekt daarvan, die Hour of Faith. Op het moment dat u werkelijk los kwam van uzelf en in Christus mocht geloven toen hij en uw ziel is geopenbaard, toen u ook de verlossing hebt ervaren en doorleefd, toen was u niet alleen gerechtvaardig maar ook geheiligd. Want de Heer Jezus is een volkomen zaligmaker. Al wat hij doet, dat is af. Nou, vorige keer hebben we het gehad. Ja, we hebben eigenlijk maar weinig gezegd van dat koninkrijk der hemelen. Zalig zijn de armen van geest. Want hunner is het koninkrijk der hemelen. Zalig zijn de armen van geest. Die zijn dus zalig verklaard. En die armen van geest, wat zijn dan? Dat zijn de kreupelende armen, de blinden. Dat zijn degenen die alles hebben verloren. Dat zijn die. Dus hun staat ligt vast. Ze kunnen met Paulus, ze zouden met Paulus kunnen zeggen van ik weet wie ik geloofd heb. Dat ligt vast. Daarom zijn ze zalig. Het zijn bedelaars, wat de Heere zegt, ik zal doen overblijven, een arm en een ellende volk, die zullen op de naam de zeren vertrouwen. Het zijn, de armen van Geest zijn de arme Lazarussen en dat zijn de kreupelijke, de kreupelijke Jacoben. Die zijn dat. Maar ze worden bevorderd. Wat de Heer Jezus zegt, hun is het Koninkrijk der Hemelen. Ze worden bevorderd tot het Koninkrijk der Hemelen. Dat is ze beloofd, dat zullen ze ontvangen. Wat is het Koninkrijk der Hemelen? Dat is Gods domein. Het is anders dan het Koninkrijk van deze wereld. Want de Koninkrijk van deze wereld, de Heer Jezus zegt, mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Maar het koninkrijk, zo spreekt die Lucas 17, het koninkrijk is in u. Mijn koninkrijk is in u. Er was iemand in dat hoofdstuk die vroeg, heren, wanneer gaat u uw koninkrijk oprichten? Die had nog het idee van een aarts koninkrijk. Daar waren de discipelen ook niet vrij van. En zelfs Zacharias, wanneer hij de lofzang zingt, dan spreekt hij nog over dat Israël verlost zal worden van al de vijanden. Dus dat zat zo in. In de gedachten van de joden, van een oprichter van een aarts koninkrijk. De Heer Jezus zegt, het is binnen in uw lieden. Mijn koninkrijk is binnen in uw lieden. Het is een verborgen koninkrijk. Deze die zullen dat ontvangen, die zullen straks de heerlijkheid ingaan, ze zullen de eerkroon ontvangen, ze zullen de witte klederen dragen. Ze zullen eeuwig bij hem zijn, die geliefd zijn en die hem hebben liefgehad, tot het einde toe. Nu gaan wij over tot de tweede zaligspreking. We lezen dat in Matthäus 5. En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg. En als hij nedergezeten was, kwamen zijn discipelen tot hem. En zijn mond gehopend hebbende, leerde hij hen, zeggende... Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen. Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. We gaan samen eerst nog zingen van dezelfde psalm, 56 en nu het vijfde en het zesde vers. Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar woord, ik heb het zelf uit zijn mond gehoord. Ik vertrouw op God, door geen vrees gestoord, wat sterveling zou mij schenden, en hoe ik het zesde ge heb mijn ziel beveiligd voor de dood. 5 en 6 van 56. ZANG EN MUZIEK MUZIEK MUZIEK. ZANG EN MUZIEK MUZIEK EN ZANG. ZANG EN MUZIEK Geliefden, hebt u ooit gelezen dat de Heer Jezus gelachen heeft? Wij lezen dat niet in de Bijbel. Nergens lezen wij in de Bijbel dat de Heer Jezus gelachen heeft. Wat zou dat nu betekenen? Wat zag de Heere Jezus toen hij uit deze aarde kwam? Hij is niet welkom geheten. Er was niet naar hem gevraagd. Maar hij is gezonderd door de Vader. Hij zei tegen de Vader, Vader, ik ben gekomen om u wil te doen. Psalm 40. Wat zag de Heere Jezus op deze aarde? Hij zag dat de naam van zijn vader niet geëerd werd. Zo ook de Westminster Confession begint. De Heidelbergse katechisme is meer subjectief. Maar de Westminster Confession is meer objectief. Zo begint het ook. Wat is het doel van dat de mens geschapen is? To glorify God and to honor Him forever. Something like that. maar in ieder geval om God eer te geven en om te leven tot eer van zijn naam. En de Heer Jezus zag dat dat niet op deze aarde gebeurde. Hij ging door de dorpen en door de steden en door de vlekken en hij verkondigde het evangelie. Hij zag de gevolgen van de zonden, de consequentie van de zonden. Hij genas, hij predikte. Als gezaghebbende, hij deed wonderen, hij toonde zijn goddelijke... zijn goddelijkheid, zijn goddelijke natuur, maar hij lachte nooit. Wat is er dan niet veel lichtzinnig lachen bij ons? Veel lichtzinnig lachen. Wij kunnen lachen om een grap. We kunnen soms ook lachen om het ongeluk van een ander. Misschien herkent u dat wel in uw leven. Maar de heren Jezus niet. De heren Jezus zouden zeggen dat hij altijd serieus was. Altijd stond hij in de realiteit. Nooit lachten. Had de heren Jezus dan geen blijdschap? Ja, die had blijdschap in God zijn Vader. Die was verheugd en verblijd in God zijn Vader. Wij weten niet van al de gebeden. Dere Jezus heeft veel gebeden. Hij trok zich veel terug. In de bergen of in de woesternij, in de wildernis. Hij trok zich veel terug om daar gemeenschap met zijn vader te hebben. Dat was zijn vermaak. Een vermaak in God. Kent u daar iets van? Vermaak in God. Eigenlijk zouden we zeggen, zalig zijn die treuren, zegt de Heer Jezus. Het lijkt wel in tegenspraak met wat we lezen bijvoorbeeld in Filippensen 4, vers 4. Verblijt u ten allen tijden, ik zeg u, verblijt u, zegt Paulus daar. Schrijft hij dat tot de gemeente van de Filippensen. Hoe kan dat dan? Ja, dat kan, dat is nu juist het wonder. Gods kinderen die treuren en toch zijn ze ook blij. Paradox noemen we dat, een schijnbare tegenstelling. Maar geliefden, het zijn allemaal geheimen. Alles wat van God geleerd wordt is geheim. Alles wat we mogen leren, wat de Heer Jezus ook zegt over de armen van geest en over de treurenden, en de volgende zalen spreken, het zijn allemaal geheimenissen. Wat gaat de Heer Jezus nou zeggen? Wanneer hij spreekt over de armen van geest, over de treurenden, dan gaat hij spreken over de bevindingen van Gods volk. Waar komen die vandaan? Door de Heilige Geest. Wat armen van geest Wie zoekt dat nou? Niemand. Treurig zijn. Wie zoekt dat nou? Niemand. We leven vrolijk en prachtig. Zo lezen we dat ook in psalm 49. Vrolijk en prachtig. Bezit en andere dingen. Familie. Vrolijke en prachtige, van natuurlijke liefde. Dan zijn we daar ook best tevreden mee. Als het ons naar het uiterlijke, naar het aardse goed mag gaan, of minder goed, maar goed, het heeft zo'n gangetje daarin. De ene keer gaat het beter en de andere keer gaat het minder. En we hebben zo onze relatie. Relaties in het gezin, in de familie. Ach, wat ontbreekt ons dan nog? Dan is er geen reden om te treuren. Tenminste niet een innerlijk treuren. We zullen daar straks nog iets meer over zeggen. Er zijn verschillende soorten van treuren. Maar dan doen we dat niet, tenzij als God in ons leven komt. Treuren. Wat is treuren? Nou, er is een Grieks woord dat heet penteo, dat is eigenlijk, in het Engels zeg je mourning, een smartelijk treuren. Je zou het ook zo kunnen zijn, het is een schrijnend, we kennen dat woord wel, een schrijnend treuren. We kunnen soms een schaafwond hebben en dan zeggen we, het schrijnt. Het is een schrijnend treuren van het hart. Het zijn geen krokodillentranen. Maar het is een innerlijk treuren. Een mourning. Een treuren. Het gaat dieper dan bedroefd zijn. Het is het schrijen van het hart tot God, naar God. Ik maak nu een grote stap voorwaarts. Het is een zoet Een zoete droefheid in Christus. Anders gezegd, het is een zoete droefheid, een schrij, een treuren met het oog op Christus. Want dit schrijen, dit treuren, is niet een zaak wat opkomt uit de natuurlijke mens, maar dat is een zaak gewerkt door de heilige geest. Die maakt het treuren. Of anders gezegd, het is uit God, door God en tot God. Want zo komen al de dingen die de kerk ervaart in het leven, ook in de bevindingen, want het is allemaal bevinding, Matthäus 5, de zalenverklaring, allemaal bevinding. Dat is hoe Gods kinderen het doorleven. Treuren. Nou, wat is dan de oorzaak van treuren? Nou, het is een leven besef ook, een leven besef van je eigen onvruchtbaarheid. Een leven besef van je eigen onvruchtbaarheid en verdorvenheid. onvruchtbaarheid en verdorvenheid. Het is het niet zien van geestelijke groei in uw leven, waarvan we lezen, de apostel Petrus spreekt dan van, was dan op in de genade en in de kennis van onze Heer Jezus. En je vindt het niet. Arm. Kijk, als dat nu wel zou zijn, als je dat nu vond, zoals het er staat. Was dan op, dan ga je groeien. En dan word je steeds beter. Dan groeien, maar zo gaat dat niet in het geestelijke. Zo gaat dat niet voor de kinderen van God. Die groeien de verkeerde kant op. Die groeien, en dat is ook weer de dingen van Gods Koninkrijk. Het gaat precies anders dan het Koninkrijk van deze wereld. Het is een groeien de andere kant op. Het is een minder worden. Dat is groeien. Hij moet wassen en ik moet minder worden. Dat is groei. Dat is groei in de kennis en in de genade van ons Heere Jezus Christus, zo Peter dat dan zegt. Hier zien we dus ook een proces. Johannes die spreekt op een andere manier daarover, bijvoorbeeld dat het zijn zuigelingen, jongelingen in de genade en vaders in de genade. Hier zie je ook een proces, dat hier een proces gaande is. Want Gods kindergeliefden, wanneer ze wedergeboren zijn, wanneer ze afgesneden zijn, overgegaan zijn in Christus, ingeënt in Christus. Ik las vandaag er nog een stukje van. Niet als een takje met een stukje plastic aan de stam. Nee, ingeënt. Een scheur erin. En fruitkwekers weten dat wel, dus die enten komt in de bast van de stam en dan wordt het vastgemaakt en dan gaat dat groeien. Dan krijgt dus die rank, die krijgt dus de sappen vanuit de stam. Nou, geliefden, dat is groeien. vrucht voortbrengen, die we niet opmerken. Want als we nou onze eigen vrucht zouden zien, wat plaats heeft dan in treuren? Het is juist zo dat we dat niet zien. We zien dat niet. Dus het is een levend besef van onze armoede. Het is het niet zien van geestelijke groei. En nog iets, waarom treuren? Het was nog meer een oorzaak van treuren. Dat we zoveel slechtheid tegen zoveel goedheid stellen. Want de Heer overlaat ons met zegeningen en gunstbewijzen en dan mag u alles onderrekenen. Tijdelijk en geestelijk. Wat stellen wij daar nou tegenover? U kunt het zelf wel invullen. Zoveel kwaad. tegen zoveel goed. Ja, maar zegt u dat vroeger was dat? Nee. Nee, ja, vroeger ook wel, maar nu nog veel meer. Als u meer genade mag kennen, geliefden, dan is er aan de andere kant, dat groeit zo op. Hoe meer genade, hoe meer zelfontdekking. Hoe meer genade, hoe meer verdorvenheid dat u zelf leert kennen in uw leven. Die kant gaat het op. En dat is zo goed geliefden. En dat is zo wijs. Dat is de wijsheid Gods. Want ik zei het al, het is heiligmaking. We leren treuren en dat treuren houdt nooit op. Hier beneden op deze aarde. Dat is nog een andere oorzaak van treuren. En een andere oorzaak van treuren is ook... De aanvechtingen, vooral de aanvechtingen in het leven. Dat is een oorzaak van treuren. Aanvechtingen. En ze zijn er elke dag, geliefden, want als u geestelijk mag zijn, dan zijn die aanvechtingen er elke dag. Nacht en dag. En daar wordt de kerk soms moe van. Moe. Moe van de aanvechtingen. Moe van de Satan die je met vuisten slaat. Er zijn altijd, altijd aanvechtingen. Wat doet de Satan? Die gaat het werk Gods aantasten. Dat zijn aanvechtingen. Als u genade mag kennen in uw ziel, dan zal dat nooit rustig blijven. Dan hebt u geen rust meer, want de duivel zal proberen en die leidt u om de tuin. En die zal u zeggen, want er is niets van God bij, enzovoort, enzovoort. En daarom als die troost, waarvan deze zaderspreking ook spreekt, als die troost er nou niet was, dan zou u niet weten waar u het zoeken moest. Troost, troost mijn volk, zo spreekt Jezaja. Troost, troost mijn volk, zal uw Lieder God zeggen en spreek tot het hart van Jeruzalem. Er was nog meer een reden van treuren. Dat is ongeloof. Ongeloof. Een reden van treuren. De kracht van het ongeloof. God niet voor zijn woord, God niet op zijn woord vertrouwen. De beloften niet vertrouwen of licht achten. Ongeloof. Ongeloof is de grootste zonde. Dat wordt dan ook de grootste zonde. Ongeloof. God voor een leugenaar houden. Ik ellendig mens. Dat is de treur. Ongeloof. U mag alles geloven, alles wat in de Bijbel staat mag u geloven. U mag alle beloften, als u een kind van God bent, als u genade kent, dan mag u al de beloften, mag u geloven dat ze waar zijn. En de beloften van God, die worden altijd op zo'n manier toegepast, dat ze precies passen in de omstandigheid waarin u zich verkeert. Zo past God door de Heilige Geest de beloften toe. Precies naar de omstandigheden waarin u bent. Zo was het ook met Jacob. Zo was het ook met Jacob. Denk maar aan Genesis 49, geloof ik, dat hij daar op weg is naar Mesopotamië, naar die ladder. En dan is hij daar een vreemdeling, helemaal alleen. zijn hoofd op een steen als een kusje en dan gaat de Heer hem vertroosten, beloften geven. Dat land waar hij nu wegvlucht om Ezo. Dat zal hij ontvangen. Hij zal wederkomen. De Heer zal hem terugleiden. Daar krijgt hij beloften. En daarom zijn de beloftengeliefden, dat is de kracht van de kerk, rusten en steunen op de beloften die in Christus Jezus ja en amen zijn. Treuren. Ach, er is een onderscheiden treur in geliefden. Ware droefheid draagt ook een bepaald karakter. Er is een algemene droefheid. Een mens kan treuren om het verlies van zijn goed. Een mens kan treuren om het verlies van een geliefde. We kunnen over zoveel andere dingen treuren. Maar dat is een vleeselijk treuren. Het is niet verkeerd, of het hoeft niet verkeerd te zijn, treuren over een geliefde. Maar iedereen treurt als het wel is over een geliefde. Dat doet niet alleen een kind van God, maar dat doet ook iemand die, om maar zo te zeggen, die nergens aan doet. Die treurt ook om het verlies van een geliefde. Het is toch een vleeslijk treuren. Je hebt ook een zondige droefheid, een zondig treuren. Dat dat bijvoorbeeld Achab treurde. Waarom treurde hij? Omdat hij de wijngaard van Naboth niet kon krijgen. Dat is een zondig treuren. Hij keerde zijn aangezicht naar de wand toe. Treuren, omdat hij de wijngaard van Naboth niet in zijn bezit kon krijgen. En ook Israël, in Numerie lezen we dat, dat Israël die treurde vanwege dat brood, vanwege dat ze in de woestijn waren, dat lichte brood wat ze hadden. Dat ze zondig treuren. Het niet eens zijn met de weg en de wil, hoe de Heer u leidt. En dan is er ook nog geliefden een godsdienstig treuren. Wat bedoelt u daarmee? Een godsdienster treuren geliefden, dat komt op uit vrees voor de dood en voor het oordeel. Maar is dit dan niet een goed treuren? Nee, dat is niet het treuren wat de Heer Jezus hier bedoelt. Dat is een treuren geliefden wat op jezelf gericht is. Een godsdienster treuren. En dat openbaart zich vaak zo, wanneer bijvoorbeeld er iets gebeurt, iets ernstigs, een ziekte in die man's leven, dan is er droefheid en dan komen de indrukken van dood en eeuwigheid naar zo'n mens toe en dan kan men bedroefd zijn. Maar wanneer de ziekte weer over is of de gezondheid is teruggekeerd, dan houdt dat treuren ook weer op. Geliefden. Het treuren voor de wedergeboorte, het treuren voor het geloof, of het treuren voordat het geloof gekomen is als ergave van God, dat moet ook nog afgesneden worden. Is het dan niet goed dat ik treur om mijn zaligheid, als het van God gegeven is, geliefden, dan zal de Heer, op dat treuren zal hij antwoorden als het van God gegeven is. Want ze zullen komen met smeking en met geween, zegt de schrift. Maar dat treuren moet afgesneden worden. Want u wordt niet gerechtvaardigd, u wordt niet zalig en u ontvangt het geloof niet, wanneer er nog enige arbeid in uzelf is. En we zouden zeggen, dan is het laatste wat er nog wel overblijft aan uw kant, dat zal dan toch nog zijn, dat u nog roept en treurt om genade. Doet u wel. Maar dat moet ook nog afgesneden worden. De Heer is zo zuiver in het zalig maken van een zondag, dat ook uw gebed, uw treuren, ertussen uitgenomen moet worden, want u zou daar nog grond van kunnen maken dat u toch nog treurde. Dat is ook weg. Kijk, dan bent u een kale naakte zonda. En dat treuren nadat u opnieuw geboren bent door de Heilige Geest, wanneer de Heer Jezus zichzelf heeft geopenbaard in uw leven, dat u door de wet bent afgesneden, dat is een ander treuren als een treuren wat daarvoor was. Want dat is een blijvend treuren. Dat is een treurende geliefde die bij God vandaan geschonken wordt. Dat is een treuren wat door de Heilige Geest geschiet. Dat is een treuren, dat treuren, dat bedoelt de Heere Jezus hier. Dat is dat treuren wat doorgaat tot aan het einde van ons leven. En dat is een geheilig treuren, dat is een geheilige droefheid naar God. De droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Want de treur is ook bekering tot God. Dat noemen we de doorgaande bekering, zoals ook de Heidelbergse katechisme daarvan spreekt. In een bredere zin. Maar de bekering is de afsterving van de oude mens. En de opstanding van de nieuwe mens. Treur. Dat is een geheiligde droefheid. En dat treuren geliefden, dat treuren geliefden, dat wordt dus altijd, de ene keer meer dan de andere keer, maar het is er altijd. Soms dan kan het ook zijn dat we, en vaak is het zo geliefden, dat we zo ver uit de weg zijn. En zo hard geworden zijn. En zo ver weg bij de Heren vandaan zijn. Dat was David toch ook. David, de zonde met Bathsheba, hoe lang hield hij het niet uit zonder God, waarvan we lezen in de Heilige Schrift, totdat de profeet Nathan bij hem kwam en hem daar de schuld, zogezegd, thuisbracht. En toen verbrak David ook weer en toen mocht hij ook weer treuren. Maar misschien wel een jaar lang heeft hij niet getreurd. Hij is wel een kind van God gebleven, Maar wat denkt u, geurliefde? Dat treuren, dat treuren is een treuren uit God. Dat drijft ons naar God toe. Het is ook een treuren in het geloof. Een treuren, een zoetreuren om Christus en tot Christus en na Christus. We kunnen wel eens een tijd in ons leven zijn, magerheid van de ziel. Wat zijn daarvan de oorzaken? Wereldgelijk vormigheid. En het is niet mijn bedoeling, geliefden, om vanavond een vroom mens te preken, want vroeme mensen zijn er niet. Maar gewoon de ervaring van Gods kinderen. Zo ver erbij vandaan. En je geweten, die zegt het soms ook wel, maar je leeft er overheen en je voelt het wel aan dat het niet, dat dat teren, dat treurende, dat dat weg is. We lezen in de Heilige Schrift, in openbaringen, dat gaat dan over de gemeente van Nefeze, dit heb ik tegen u, dat gij uw eerste liefde verlaten hebt. Toen lag alles zo teer, toen was je hemelsgezind, toen had de wereld niet zoveel invloed op je. Toen kon je makkelijker en beter leven in afzondering. Dat was dat entier leven, maar hoe is het nou geliefden en velen van Gods kinderen en misschien wel allemaal, dat is allemaal weg. Dat is allemaal weg. Het zoete treuren is weg. Je voelt alleen maar zijn eigen hardheid en koudheid, onbewogenheid. Maar de Heere die blijft dezelfde, dezelfde tot in de eeuwigheid. En het is op Gods tijd dat hij ons weer in die plek brengt, dat we weer heilig mogen treuren. Weer roepen, de eenzaamheid gaan opzoeken. De knieën buigen voor God. Heren, waar bent u? Waar bent u heren? De schuld ben je zelf zoeken. Ik heb u verlaten. Maar de Heer zal zijn kerk nooit verlaten. Hij kan ze niet verlaten en hij wil ze niet verlaten, want hij heeft ze gekend van eeuwigheid. Maar geliefde, dat zoete leven met de Heer, dat zoete, dat tere leven met de Heer, mag u dat kennen of herkent u dat in uw leven? En vooral in de eerste tijd, toen God uw ziel redde en opzocht, Wat was er toen zoet. Wat was je toen hemelsgezind. Kon je zo naar de hemel toe. Wat lag er toen teert. Toen kon je nog niet over een strootje heen stappen. En nou? Zo wereldgelijkvormig. Zo'n werelds hart. Zo'n hart wat vol zit van alle onducht. Zo'n hart, zo te moeten inleven in de verdorvenheid van die oude natuur. En dan dacht je toen, ach dat wordt wel beter. Het wordt niet beter. Heren, mag ik nog eens weer treuren? Wilt u me nog eens weer in het stof brengen? Want je gaat hier ook ervaren, geliefden, dat je niet op die plek komen kunt vanuit jezelf. En dan ga je als een ellendeling over deze wereld. En het is wel waar, in het begin dan leef je nog zo van die zoete omgang en later dan is dat het woord. De heren, die oefent zijn kerk ook in deze, dat is in een treurende weg om het zo te zeggen, de godsverbergingen. Dan zie je niet dat het ons ten nutte is. Maar waarom verbergt God zich? Hij is wel dichtbij, maar voor onze gewaarwording Kan u soms zo ver weg zijn? Waarom is dat? Omdat u maar weer zou gaan treuren. God, wat bent u? En dan bent u ook kinderlijk, want u bent zo kinderlijk in uw persoonlijke gebeden met God, dat je je misschien wel zou schamen dat je op zo'n kinderlijke manier met God tot God nadert. Heren, waar bent u toch? Waar zijn de dagen van weleer, ach weet ik derwaals weergeleid? Zo teer en zo liefelijk, dat zeg je tegen niemand. Zelfs nog niet tegen je eigen man of vrouw. De nauwe omgang met de Heer, het treuren met de Heer, het zuchten tot de Heer, soms geliefde maar heel weinig woorden. Soms maar heel weinig woorden. en toch op de knieën voor de Heren liggen. Heren, gedenk mijn arme ziel. Gedenk mijn ziel, die zo hard is en zo koud is en zo onbewogen is. Heren, waar bent u? Hij is er wel. Maar ook deze godsverbergingen. Hierin leert de Heer, hierin oefent de Heer zijn kerk. Want deze tranen, Psalm 56, deze tranen die worden allemaal, we hebben dat gezongen, die bewaart God allemaal, die zijn aangenaam voor God. Deze tranen, de tranen van een verbroken hart en van een verslagen geest, een treurige ziel, is aangenaam voor God. Daar heeft God een lust, daar heeft God een behagen in. Hoe weet u nou, geliefden, hoe weet u nou dat uw droefheid echt is? Hoe kunt u nou weten dat uw droefheid echt is? Want er is ook een wanhopige droefheid. Een valse droefheid, dat was van Judas. Het was een valse droefheid. Hij was ook wel bedroefd, maar valse droefheid. Hij treurde ook wel, maar het was vals. En dan is daar ook nog een trekkende. Dat was van Petrus. Ze deden alle twee hetzelfde. Ze verlogen alle twee de heiland. Judas deed dat, maar Petrus deed het ook zo. En Judas was een valse droefheid. Ongeloof. En van Peter was een trekkende droefheid. Want in die droefheid geliefden, in dat treuren, daar zit het trekken van de heren in. Hij trekt ze als het ware door die droefheid. We kunnen dat vergelijken als een voorbeeld als een kind. Een kind is bedroefd. Wat doet de moeder, wat doet de vader? Trekken. Trekken. En ook de moeder. wanneer ze dat kind ziet huilen om de moeder, is verblijd. De moeder is verblijd dat dat kind dat treurt om haar. En zo is het ook bij de heren. De heren is verblijd wanneer zijn kinderen om hem treuren. Dat is de herenverblijding. Er is ook een heugelachtige droefheid. Dat was van Saul. Saul was een Zouden hadden huichelachtige droefheid. En er is dan ook nog een oprechte droefheid. Wie had nou een oprechte droefheid? We hebben hem gehoord. Dat was David. David had een oprechte troeren. Een oprechte droefheid naar God. En zo werkt de Heren, geliefden, de droefheid, de treurenden, zalig zijn de treurenden. Ze worden zalig verklaard door de Heren Jezus. En een waar treuren of een vals treuren kan veel uiterlijke schijn hebben. Maar een ware droefheid naar God, een waar treuren om een Godgeliefde, dat is ook een beproefd treuren. Dat wordt beproefd. Want een ziel, een werkelijk, een levende ziel, waar de geest in werkt, die zal treuren, die vindt zijn grond niet in de treuren. Maar die vindt de grond van zijn treuren in God door Christus. Het is een treuren in het geloof. Het is een treuren met een zicht op Christus. Dat is het ware treuren. Dat is het gezegende treuren. Wat God zijn kinderen leert en deze geliefden, die zullen de belofte ontvangen. De belofte van het eeuwige leven. Ze zullen vertroost worden. We gaan eerst samen nog zingen van Psalm 126 en daarvan het derde vers. 126 Het derde van 126. ZEGENING. MUZIEK. Zang en muziek. Zang en muziek. MUZIEK EN ZANG ZANG EN MUZIEK Geliefde, nou het laatste gedeelte van deze zalig spreking, dat is een belofte, want zij zullen vertroost worden. Ze zullen vertroost worden, daar is geen twijfel. We lezen hiervan in Lukas, daar lezen wij ook van de zalige spreking. In Lukas 6 wordt er gezegd van lachen. Zalig zijt Gij die nu weent, want Gij zult lachen. Gij zult eeuwig vrolijk zijn in de Heren. Eeuwig. Eeuwig bij Hem, voor eeuwig vertroost. Dat zal een eeuwigdurende troost zijn. En de troost die de Heer Jezus belooft, dat is een eeuwige troost. En het treuren, de tranen op deze aarde die gevallen worden op deze aarde, zoals Psalm 56 dat zegt, dat is voor een tijd. Dat is maar voor een tijd. Maar dat zal ophouden. En de mond van Christus zegt, het zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Het is waar en zeker, het is waarachtig maar, ze zullen de hemelse blijdschap ingaan. We zullen een kroon neerleggen aan de voeten van de Heer Jezus. De apostel Paulus die spreekt daarvan. Allen dat hij zal ingaan in de eeuwige heerlijkheid, vreugde zal ontvangen. En die rechtvader rechter zal hem geven de kroon te dragen. En allen die zijn verschijning hebben liefgehad op deze aarde. Dat is de belofte van troost. Hier worden ze ook getroost, want de Heer Jezus die zegt van... wanneer die heen gaat, ik zal u een andere troost te geven. De Heilige Geest, je zegt, die zal altijd bij u blijven. Hier ontvangt de kerk troost nadat ze van nodig hebben. Ze treuren en ze worden onderhouden door de Heeren. Ze zullen de troost ontvangen opdat het hen niet te zwaar wordt op de weg. Maar de troost zoals hier gesproken wordt... Dat is de eeuwige troost, de eeuwige blijdschap, de eeuwige vreugde die hij verdiend heeft voor zijn kerk. Het ligt bij hem vast en hij deelt zo mee wat we hier nodig hebben door dit leven. Hij weet als de goede herder hoe hij zijn schapen één voor één... Want hij handelt met elk schaap in het bijzonder. Het is niet de massa. En daarom is de verschil in de kinderen van God. Ze volgen allemaal de Heere Jezus. Maar de een heeft z'n troost nodig. De ander weer een andere troost. De een op dit moment en de ander op dat moment. Maar ze zullen allemaal die troost ontvangen. Hier zijn ze getroost. Hier hebben ze geproefd geliefden. Iets van de troost van de Heere Jezus. Wat zal dan straks het niet zijn, wanneer ze eeuwig, eeuwig die troost zullen ontvangen. Want troost dat volgt op het reuren. Die tranen zijn niet verloren, we hebben het gezegd. Maar God zal die tranen van hun ogen afwissen, straks in de eeuwigheid. En ze mogen altijd met de Heren zijn, eeuwig gelukkig met hem zijn, eeuwig vertroost zijn. Hun blijdschap zal dan onbepaald, door het licht dat van zijn aanzicht straalt, ten hoogste toppen stijgen. Dat is geliefde, de troost die nou beloofd is voor Gods kerk. Treurt u? Hebt u geleerd, geliefden, om te treuren? En dan niet wat we gezegd hebben, een treuren over allerlei dingen, aardse dingen. Of een treuren vanwege dat u behouden wilt worden, dat u de toren gods wilt ontvlieden. Nee, maar een treuren uit God, door God en om God. Tot God. Een treuren bij God vandaan geleerd. En geliefden, daar zit nu zulke een zoetheid in. Dat is zulke zoet treuren. Dat is een heel andere treuren als wanneer u treurt om allerlei andere dingen. Maar het is een zoet treuren. Je zou niet anders willen. Het overtreft al de blijdschap van deze wereld. Het overtreft alles, geliefden. Het overtreft de nauwste banden in het leven. Alles. Het is een zaak tussen God en de ziel. En als je nou een christelijk huwelijk mag hebben, dat je nou als man en vrouw bijvoorbeeld, want die twee zullen tot één vlees zijn, eigenlijk moet dat geestelijk ook, die twee zullen tot één vlees zijn, niet lichamelijk, maar het is God's bedoeling ook dat deze twee tot één vlees zullen zijn, ook in het geestelijke, dan mag je ook nog samen treuren. Dan mag je, en dat is het echte huwelijk, dan mag je ook nog samen met op de knieën voor je bed of waar dan ook, of in de kamer op de bank, dan mag je ook nog samen treuren. Want gedeelde smart is allemaal smart. Niet dat je man of vrouw je helpen kan, maar samen in diezelfde geest verbonden te mogen zijn. Want het is een zaak van de geest, het is geestelijk. Het is een geestelijke zaak, het is een geestelijk treuren. En dan mag je met elkaar, wat is dat soep, wat is dat grot, dat zijn misschien wel de beste momenten op deze aarde. Dat je dan zo met elkaar... mag treuren voor God. En ook met elkaar door de traande blijdschap verblijdt u in de Heer, ik zeg het aan alle tijden, verblijdt u. Maar dat de ondank in het treuren ook een blijdschap is naar God toe. Naar God toe. Een blijdschap naar God toe. En geliefden dat treuren, nou dat treuren, als dat geestelijke treuren, laat ik het zo noemen, wanneer dat mag beoefend worden zo in het huwelijk, dat maakt de scheiding Ook makkelijker. Dan kun je elkaar aan de Heren kwijt. Of daarbij in elkaar. Dan ben je elkaar al aan de Heren kwijt. En dan mag je nog samen treuren. Die troost die beloofd is, die de Heer Jezus beloofd heeft voor zijn kerk. Kijk, en dat is eigenlijk... Dan mogen wij bidden, Heren, mogen wij een christelijk leven, maar ook een christelijk sterven. Een christelijk leven is een treurig leven, een treurend leven. In de context van hetgene wat we vanavond hebben gezien. Maar ook een christelijk sterven. En een christelijk sterven is loslaten. Nee, nu al loslaten. Of nu al losgelaten te hebben. Dat moet vast liggen als het goed is. Dan kun je ook een christelijke dood sterven. Hoe dan? Dan is de dood de doorgang tot het eeuwige leven. En zo behoort het eigenlijk met een christen te zijn. Paulus spreekt ervan dat hij ontbonden zal worden. Voor hem is het een verhuizing van de ene plaats naar de andere plaats. heeft ook getreurd in het leven, want dat geldt voor elke christen. Maar voor hem is het een doorgang tot in het eeuwige leven. En als het nu zo mag zijn in het ware christelijke geestelijke huwelijk tussen man en vrouw, dan is daar een treur, een gezamenlijk treuren. Maar toch ook een hoop. Een ware hoop. En wat is de hoop? De hoop betekent dat we wachten met verwachting op de vervulling van de beloften. En het is hier troost. Eeuwige troost. Dat zal voor de kerk zijn en dat zal... Ja, we kunnen hier... We kunnen daar niet over spreken wat dat wezen zou. Apostel Paulus werd opgetrokken in de derde hemel en die zegt, ik heb dingen gezien wat ik niet in woorden kan uitdrukken. Maar geloof maar, geliefden, dat dat ons bevattingsvermogen te boven gaat. Want ook geliefden, dat ware treuren, dat probeer je onder woorden te brengen. Maar eigenlijk is dat ook weer niet onder woorden te brengen. Je kunt het niet ten diepste uitdrukken van wat dat is, want het is geestelijk. Het is van God. En wie zal in staat zijn om dat uit te drukken in woorden? Maar het is de beleving, het is de ervaring, het is het leven van de ware kerk. Zalig zijn, ze worden zalig gesproken, zalig zijn degenen die treuren. En geliefde, wij mogen de Heren bidden dat het nou zo in ons leven mag zijn. Er wordt weleens gezegd, we moeten om een opwekking vragen, ja. Maar brengt hier, vanaf de kansel, maar ook in de zielen van Gods kinderen. dat ze nou, ondank dat ze treuren, blijdschap mogen hebben, maar blij vooruit zich dat meestrielt. Ik zal ontwaakt uw lof ontvouwen, u in gerechtigheid en schoon, verzadigd met zijn goddelijk beeld. En we moeten de voetstappen van Christus drukken. Dat is de kerk. Uitgenade. Ze worden getrokken. Niet dat ze zelf lopen, maar ze worden achter hem aangetrokken. Ze volgen de goede herder. En die heeft nooit gelachen. Gelachen. Die zag daarna die tijd. Hij spreekt daarvan in Johannes 17. Dan vraagt hij naar die plek toe waarvan hij gekomen is. Om eeuwig bij de Heren te zijn. Ben we nou een vreemdeling hier beneden? Mogen we een vreemdeling zijn door genade? Vreemdeling, een treurende, een arme van geest. U wacht de eeuwige blijdschap, de eeuwige trost. Dat heeft Christus beloofd en dat zal ook zo zijn. En daarom is die evangelische droefheid geliefden. Dat is een vrucht van genade. Dat is een vrucht van genade. We noemen dat een evangelische droefheid. Dat is een vrucht van genade. De heren zorgen voor zijn kerk. Hij heeft zichzelf gegeven. Hij heeft dat gekocht met zijn dierbaar bloed. En ze zullen allemaal thuiskomen. Ze zullen allemaal zien wie ze hier met een oog des geloofs hebben gezien. Ze zullen hem zien wie hij is. Ik wens u, toegeleefde, dat u dit treuren mag kennen. Dit treuren. Dat wilt u niet ruilen voor alle dingen wat de wereld u kan bieden. Dit treuren. Vanwege de zoetheid die in dit treuren mag liggen. Vanwege treuren en zin op de Heere Jezus. Amen. Ach Heren, wil u het woord toepassen? Geef dat we het mee mogen nemen. in onze zielen of weg mogen dragen als een schat. Vergeef het zwakke, vergeef het menselijke, maar, Heren, wilt u het uwe met uw zegen achtervolgen. Gedenk ons, Heren, gedenk ons allen, in welke omstandigheden wij ons ook mogen bevinden. U zult uw woord waarmaken. uw kerk die gij verkoren hebt van eeuwigheid. Ze zullen komen. Daar zal geen klauw van achterblijven. En niemand zal ze uit uw hand kunnen rukken en ook niet uit de hand van uw vader, dat hebt u gezegd. De kerk is wel bewaard. De kerk komt thuis. Hier nog een weinig zuchten en klagen en treuren, maar straks eeuwig u loven uw prijzen. verlost van alles waar we hier zo mee zitten kunnen misschien en wat ons hier zo'n last is. Maar we moeten dat ondergaan, Heer, omdat we ons hier niet zouden thuisvoelen, maar dat wij met verwachting en verlangen naar U mogen opzien. Totdat U ons thuishoudt, totdat U zegt, nu is het genoeg. Nu mag u voor eeuwig rust hebben. Nu mag u voor eeuwig troost hebben. O God, wat een heerlijkheid. Gedenk ons wanneer we van hier gaan. Begeleid ons op de weg naar huis. Ook in Holland, heren, wil ze gedenken. Allen die Sion niet Gram zijn en die de waarheid lief hebben. Heren, u wilt ze onderhouden en u zult ze onderhouden door woord en geest. Dat hebt u zelf beloofd. Wij bidden het in Jezus' naam. Amen. We zingen nog Psalm 35 en daarvan het dertiende vers. 35 Vers 13 Laat vromend juichend en allentijd om mijn gerechtigheid verblijt. Die lust dien ijver nooit bedwingen, maar zeggen onder het vrolijk zingen, verheerlijk zij den hoogste God. Hij schenkt zijn knecht een vreedzaam lot. Dan meldt mijn tong met diep ontzag uw recht, uw lof, de ganse dag, het dertiende van vijfendertig. ZE ZINGEN MUZIEK. Geliefde, ga heen in vrede naar uw huizen en ontvang de zegen des Heren. De genade van onze Heren Jezus Christus en de liefde van God en de troostvolle gemeenschap van de heilige Geest zijn met u allen. Amen. MUZIEK
Zalig zijn die treuren
លេខសម្គាល់សេចក្ដីអធិប្បាយ | 83023047227088 |
រយៈពេល | 1:26:51 |
កាលបរិច្ឆេទ | |
ប្រភេទ | ការថ្វាយបង្គំព្រះពាក់កណ្តាលសប្តាហ៍ |
អត្ថបទព្រះគម្ពីរ | កូរិនថូស ទី ២ 7 |
ភាសា | ហូឡង់ |
© រក្សាសិទ្ធិ
2025 SermonAudio.