
00:00
00:00
00:01
ប្រតិចារិក
1/0
Onze hulp en onze enige verwachting staat in de naam des Heeren, die hemel en aarde geschapen heeft. die trouwen houdt en eeuwig leeft en die nooit laat varen in enig werk dat zijn hand begonnen is. De genade en vrede, zei U, van hem die is en die was en die komen zal, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de doden en de overste van al de koningen der erde. Amen. Geliefde, we zetten ons samen zijn voet met het zingen van psalm 92, het eerste vers. Laat ons de rustdag wijden met psalmen tot gods ere. Wat er verder volgt. MUZIEK. Aan de orde van behandeling is de 92e psalm. Psalm 92, vooraf de 12 artikelen des geloofs. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige Schepper des hemels en der erde. en in Jezus Christus zijn enig geboren Zoon onze Heere, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald herhellen. de derde dagen wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende ter achterhand God's desalmachtige vaders, van waar hij komen zal hem te oordelen, de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof één Heilige Algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen. Vergeving der zonden, wederopstanding des vlees' en een eeuwig leven. We lezen nu Gods heilige en onfelde woord al dus. Een psalm, een lied op den Sabbatdag. Het is goed dat men den Heere loven, en uw naam psalm zingen, o Allerhoogste. dat men in de morgen stond uw goedertierenheid verkondigen en uw getrouwheid in de nachten, op het dienst nadig instrumenten op de luid, met een voorbedacht lied op de harp. Want gij hebt mij verblijt, heren, met uw daden, en ik zal juichen over de werke uwe handen. O heren, hoe groot zijn uw werken, zeer diep zijn uw gedachten. Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat hetzelfde niet. Dat de goddelozen groeien als het kraakt, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat ze tot in der eeuwigheid verdeligd worden. Maar gij zijt de allerhoogste in eeuwigheid, die heren. Want zie uw vijanden, o heren, want zie uw vijanden, die zullen vergaan, en al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden. Maar gij zult mijn horen verhogen gelijk eens eenhoorns, en ik ben met verse olie overgoten, en mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen, en mijn oren zullen het horen aangaande de bozoeners die tegen mij opstaan. De rechtvaardige zal groeien als een palmboom en zal wassen als een sederboom op de Libanon. Die in het huis des Herigblans zijn, die zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onze Schots. En in de grijze ouderdom zullen ze nog vruchten dragen. Ze zullen vet en groen zijn om te verkondigen dat de Heere recht is. Hij is mijn rotsteen en in hem is geen onrecht. Tot zover, laten we ons des Heren aangezicht zoeken. Ach Heren, als u ons zoekt, vindt u ons. Want u zegt, ik ben gevonden van degenen die naar mij niet zochten. Dat is het eeuwige wonder. Dat u nou zoekt die u niet zoeken. Dat u nu verzoent die een klomp zonde zijn, dat u trekt degenen die u niet willen volgen. Gelijk Sales van Tassen, Levi de Tollenaar, ja, van nature een ieder. Daarom zingt die psalmdichter, hij is mij te sterk geworden, hij heeft mij overmocht. Wat gelukkig, heren. dat we het van u niet kunnen winnen. Anders zouden we het doen. Jacob probeerde u en het van u te winnen. En u hebt de hele nacht met hem geworsteld. Tans, dat lezen we. En toen hebt u hem zo'n klap gegeven dat hij niet meer vechten kon. Dan hebt u het verloren. Maar toen ging hij het weten, want toen heeft hij, ging hij om hun nek hangen, heren, met Ebid gesproken. Toen zegt hij, nou laat ik u niet gaan. Werken kan ik niet meer. Maar tenzij u me zegent, dan krijgt hij een nieuwe naam. Ik heb God overwonnen. Want genade overwint. Ach heren, zegen uw getuigenis. Gedenk hen die meeluisteren, hier en waar ook, in Nederland. Het is een vreselijke wereld. De machten van de duisternis treden op. Maar als het licht verschijnt, moet het duister weken. En ach, gedenk uw oude bondsvolk is er al in nood. Er zullen er nog meer gaan verlaten. Ze zullen uiteindelijk alleen staan, maar toch niet. En u mocht het gebruiken tot de waarachtige bekering en de zaligmakende kennis van de nere Jezus. Zullen zien, die ze door stoken hebben en weeklacht bedrijven, als over een enige zoon. Ach heren, Het gaat toch om uw eer. Maar niet alleen dat het Joodse volk in alle kerken is op de omroep. Strijd, twist, spot en hoon. Men zoekt het eigene en niet het uwe. Maar u zoekt het uwe. En u werkt het in de harten van uw kerk. U alleen. U loven we, das genadewerk. Zegen uw getuigenis, alsjeblieft, gedenkzieken, rouwdragenden, eenzamen. U is een man der weduwe, een vader der wezen, en een zaligmaker van het verlorene. Heilig uw getuigenis kon het zijn. En dat uit vrije gunst, ook dit avontuur. Heren, wij kunnen het niet openen en ook niet sluiten. Maar u kunt het openen en ook sluiten. Want u opent en u sluit, sluit het toch niet? Wij hebben het gesloten. Maar u mocht het nog openen. Door de bediening van uw geest, De zelfmakende heerlijkheid van uw lieve Zoon, die zegt, ik ben het, gij hoeft het niet meer te wezen. U alleen, U loven we. Ach, schenk het ons toch, om Jezus' wil, amen. Geliefde Psalm 92 is een psalm en lied op de Sabbatdag. Heel veel mensen zeggen dat is één dag in de week. En dat is ook wel zo, dat is de zevende dag. Hoewel wij de eerste dag der week houden voor Sabbatdag. de opstandingsdag van Christus. Maar geliefde, dat is niet helemaal waar, want er zijn weken die Sabbatdagen zijn, bij de grote feesten soms zeven dagen. Dan zijn het zeven Sabbatdagen. Het is niet alleen zaterdag, het is ook zondag, dat moet ik helemaal niet zeggen, dat is een afgelopen naam. Maandag is ook al zo'n afgodenaam. Maar goed, zeven dagen. Ik ga nog wat verder. Dan heb je een maand. Een sabbatsmaand. En een sabbatsjaar. Eén keer in de zeven jaar is het een sabbatsjaar. Dan mocht dat land niet geploegd worden, niet gezaaid worden. Dat moest rusten. En dan mocht iedereen eten van dat land dat niet geploegd en gezaaid was. Want God deed de wasdom geven. Dan moest dat land rusten. En dan zou God het zegenen. Het was een heel jaar. Zevende. Maar dan hebt u ook nog het 49ste of 50ste jaar, dat is het bijzondere jaar van de vrijheid. Ook dat is een Sabbatsjaar. Waarom ik dit zeg is, opdat u zult weten dat het woord Sabbat niet verbonden is aan één dag. Het betekent eigenlijk, en dat hebben we ook al gezongen, de Shabbat, dat is de rustdag. Dan ga ik een paar dingen van zeggen straks. In de eerste plaats, toen God de wereld geschapen had, in zes dagen rustte hij op de zevende dag. De tekst daarvoor zegt dat hij zich op de zevende dag verlustigde in zijn eigen werk. Hij had zes dagen gebruikt om de wereld te scheppen, de mens. En op de zevende dag verlustigde hij zich in zijn schepping. Daarom heiligde hij de Sabbat tot heilige dienst. En hij die heiligt en zijn die geheiligd worden zijn alle uiteen. Twee, u vindt in Exodus 20 weer het Sabbatsgebod. En dat wordt verbonden met de schepping. Gedenk de Sabbatacht dat gij die heiligt, dat is een eis. En aan het einde van dat gebod staat de belofte. In het Oude Testament vindt u altijd de eis, het gebod en de belofte. En dan vindt u het nog een keer, en daar gaat eigenlijk deze psalm over, in Deuteronomium 5. Dan wordt niet zozeer de schepping gebruikt, om de Sabbat uit te leggen, maar de verlossing uit het land van Egypte. Dan komen ze tot de rust. Want ze waren slaven van de zonde. En ze worden door het bloed van het lam uitgeleid uit het slavenhaas. Om rust te vinden in God. Geen slaven meer. vrijgemaakt van de dienstbaarheid en verdurfenis. Ik kom er nog op terug. Daarom vindt u ook deze psalm, want Deuteronomium heeft de wet gegeven voor Israël in het beloofde land. De wet in Exodus 20 was voor Israël in de woestijn, uitgeleid uit de diensttaart. Maar het Duitse noem in vijf spreekt over de wet in het beloofde land. Die in het huis des Heren geplant zijn, is de tempel. Die zal vernachten. Zegt een ander psalm in de schaduw, daar zal machten. Die in het huis des Heren geplant zijn, 34, is de tempel. Die zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onze schot. Je had in de tempel altijd een voorhof en dan het heilige en dan het heilige der heiligen. Heel veel mensen zeggen er was maar één voorhangsel, er waren twee voorhangsels. Er was een voorhangsel tussen het voorhof en het heilige en er was een voorhangsel tussen het heilige en het heilige der heiligen. Dat scheurt, dat laatste. Van boven naar beneden. De verse en levende weg. Goed. Daarom begint deze psalm met het godloven. Hij is mijn rotsteen. Er moet verkondigd worden dat hij recht is. En geen onrecht wordt in hem gevonden. Dus u moet deze psalm zien rond het Sabbatsgebot uit Deuteronomium 5. uitgeleid door de diensthuizen en zonden, gebracht in het land van de rust. In Hebreeën 4, vers 4 vindt u dat weer. Er blijft dan rust over voor het volk van God. En er zijn vele die niet wilden ingaan in de rust. Maar sommige. Jozua, in Kaleb, Kolbrugge zegt mooi, hij zegt, Jozua is de Heer Jezus. Dat is waar, hè? Hetzelfde naam. En Kaleb betekent hond. Hij zegt de Heer Jezus en een hond. En weet je wat Kolbringer zegt? Hij zegt, ik ben de hond van de Heer Jezus en ik ga met hem Kanaal in, zei hij. Mooi is dat, hè? De rust in. Hier wordt de rust geschonken. We leven in een tijd dat de Sabbat wordt veracht. In de jaren zestig kon u in Canada een bekeuring krijgen als u op zondag werkte. De winkels waren gesloten. Maar nu schijnt het te horen bij zogenaamde christenen om de zondag, de Sabbatdag te misbruiken. Eten, drinken, vrolijk zijn. maar niet meer geheiligd tot de dienst. Afgezonderd. Want het is de dag des Heren. Het is uw dag niet. Mijn dag niet. En als de Sabbat niet meer gehouden wordt, verliezen we de rechterreligie. Want wat staat er aan het einde van die psalm? Om te verkondigen dat de Heer recht is. De prediking. Hij is een rotsteen en in hem is geen onrecht. Wanneer de Sabbat niet gehouden wordt, mensen niet meer naar kerken gaan. Ik weet wel, er is een hoop valse leer. Als de Sabbat niet gehouden wordt, wordt de godsdienst afgebroken. Want God heiligt deze dag. En hij zegent haar. Laat ik het nou eens heel anders zeggen, met eerbied gesproken. De Sabbat is de werkdag van de Heilige Geest. Dan komen we onder dat woord. Onder de verkondiging dat de Heer recht is. En in hem is geen onrecht. Dan gaan we niet op zondag bij Tim Hortus koffie drinken. dan zonden we die dag af tot zijn heilige dienst. Thuis en in de kerk. De verkondiging. Kijk, dat is wat de Heere geeft. Dat zijn grote lijnen, ik weet dat. Maar geliefden, we zijn zover afgewieken. gebruiken de inzettingen gods voor ons vlees, voor werelds vermaak, voor uitgaan en feestvieren. Maar het is een heilige dag. God zegt, en hij zegent die dag, hij wil die dag de prediking gebruiken. En ik zeg het nog een keer, de Sabbatdag is de dag van de werking van de Heilige Geest. Dan komen de gemeentes samen. Ze kwamen samen op de dag des Heren. Weet ik wel, dat is Nieuw Testament, de Sabbatdag. Maandag. Of zondag, moet ik zeggen. Het is de eerste dag der week. Waarom? Christus heeft gerust op de Sabbat en de Sabbatdag geheiligd. En hij is op de eerste dag der week opgestaan. ...opdat het recht gods gepredikt wordt. Maar ook dat verstaan we niet. Dus dan heb je mensen die zijn zevende dag zat te testen. Wat een onzin. Ze denken dat dat aan één dag hangt en daarom ben ik begonnen te zeggen... ...dat er een maand is, dat er zeven dagen zijn bij de grote feesten. Het is optomelijk het Lichtfeest. En dan ziet u die lichten, daar steken ze elke dag een kaartje aan, totdat die dagen vol zijn. Het zijn allemaal sabbadagen, rustdagen, om te gedenken wie God is en wat hij doet. Maar laten we nog een versje zingen en dan hopen we nader daarop in te gaan. 92, nu het tweede vers. 92, nu het tweede vers. waar we samen zingen. Het voegt ons met blijde klanken door het voorbedachte lied, hem die het al gebied uw harp en fluit te danken. Met harp en fluit te danken. 92e vers. MUZIEK. MUZIEK Geliefden, Genesis 1, vers 31. En God zag al wat hij gemaakt had en zie het was zeer goed. En toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zesde dag. En als nu God op de zevende dag volbracht had zijn werk, dat hij gemaakt had, heeft hij gerust. op de zevende dag van al zijn werk dat hij gemaakt heeft. En God heeft de zevende dag gezegend en die geheiligd. Dus afgezonderd tot zijn heilige gebruik. Gezegend is, daar is de zege, bijzonder op de Sabbatdag. Geheiligd tot zijn dienst. omdat hij op dezelfde gerust heeft van al zijn werk, terwijl God geschapen had om hem te volmaken. De Heere had zo'n vermaak in zijn schepping. Je moet recht voorstaan, geliefden, dat de Heere niet nodig had om te scheppen, want God had de volle zaligheid in de heilige drievuldigheid. Dus de liefde des vaders, de liefde des zoons en de liefde des heiligen geestes. In God was de zaligheid. Maar de heren wilden iets scheppen buiten zichzelf, om zich erin te vermaken. en om erdoor verheerlijk te worden. Daarom wordt de wereld in het Nieuwe Testament genoemd de kosmos, en dat betekent eigenlijk een sieraad. En God had het volmaakt gemaakt. De mens kon vallen, maar toen hij hem geschapen had, was hij niet gevallen. De mens zou zijn schepper beminnen moeten, hem loven en prijzen. En ik geloof, maar dat geloof ik niet alleen, dat geloven oudvaders, dat op de eerste Sabbatdag Adam en Eva gevallen zijn. De Sabbat misbruikten. Welgeleven? Nou, daar is één. Dan krijg je Exodus 20. Dan staat er niet dat God rustte. Exodus 20. Dan komt daar een eis. Een gebod, want het hoort bij de tien geboden. En dat staat er dan, gedenkter sabbadag, dat gedie heilig. Zes dagen zult gearbeiden en al uw werk doen. Dus dat gebod betekent ook zes dagen werken. en al je werk doen. Ik weet nog wel thuis, als de zondag aanbrak, dan ging om vijf uur het hek dicht. Vader haakte het grind en we wachten op de sabbadag. Die man was uit de wereld getrokken en de mooiste dag van de week was voor hem de zondag, om op te gaan naar Gods huis. Waar zijn we gebleven? Dus dat is een eis. Gedengde Sabbatdag, die heiligt. Afzonder tot de heilige dienst, dat is een eis. Waarom staat dat er? Waarom staat dat in de wet? Om dat te doen? Nee. Want door de wet is de kennis der zonden om ons te leren dat we de Sabbatdag niet heiligen. Maar gebruiken voor ons eigen belang. Misschien heb je heel veel koeien al verkocht in je kerkbankje op zondag. Of je werk gepland voor de komende week. Heiligen is. op dat God zich in zijn kerk zou vermaken. Maar nu zijn we stinkende gewoon. We heiligen de Sabbat niet tot zijn heilige dienst. Maar ik ga verder. Want in zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, er wordt teruggewezen naar Schepping. De zee en alles wat erin is. En hij rustte ten zevende dagen. En dat gaat mooi. En dan moet je luisteren. Dan eindigt het niet. Dat was Genesis 1. Daarom zegende de Heer de Sabbatach en heiligde dezelfde. Mooi hè? Hij eist. Weet je wat het evangelie nou is? Wat God eist, dat geeft hij. Hij gaat hem heilen door de Heilige Geest. Dan wordt dat de schoonste dag van de week. Dan ga ik op tot Gods altaar. Dan loop je te bedelen of er een woordje bij mag wezen voor je. Onderweg. God gaat heiligen, omdat ik niet heilig. En hoe doet hij dat? Door de arbeid van de heilige geest in Christus. En dan zegent hij. Zo is een mooi woord zegen. En dat woordje zegenen, als ik te moeilijk ben, probeer het te onthouden, want het is wel heel belangrijk. Zegen, daar zit het woordje knieën in, berg. En wat moet ik aan denken dan? Dan moet ik denken aan Salomo. Ik had vroeger zo'n plaat op school en die hield Salomo, dat kind, van die vrouw omhoog en een soldaat. Die zat met zijn knie voor de koning, op een wenk, zwaard. Hij zou dat kind doormidden slaan. Nou weet je wat nou een heilige is? God gaat dienen. Op de samme dag gaat God dienen. Dat zie je. Dan ga ik op tot Gods altaar. Tot God, mijn God, de bron van vroeg. Dus Hij eist en in de zegen in Christus geeft U. Nou, dan komt u precies bij Psalm 92, want als je daar enig verstand van krijgt, krijgt gelust om de Heere te loven. Weet je wat loven is? Het is een vrucht van de liefde. Als je iemand lief hebt, ga je hem loven. En hoe heb ik hem lief? Omdat hij mij eerst heeft lief gehad. Als je dat leert kennen in Christus. Dan krijg je een lust om God te loven. Dat was in de tijd van de afscheiding. Er waren mensen die gingen soms aan vrijzinnige leer. En dan zeiden ze, wat doe ik nog in de kerk? En weet je wat godsvolk wel eens zei? Ik heb toch zo'n mooi psalmvestje gezokken, God gelooft zich. Begrijp je het wel? Ik zal u loven, omdat gij het hebt gedaan. Voel je wel? die in het huis des Heren geplant zijn, die zal gegeven worden te groeien in de voorhoofden van onze God. Dan word je uit de wereld gehaald en dan word je geplant in het huis van God. Dat is een beeld, hè? Een palmboom en een sederboom. Ik kom er nog op terug. Dus luister eens, lieve vrienden. Als je ooit nog een goed werk wil lezen, moet je dat lezen van die man die leerde, en dat is ook zo, voor elke eis in de schrift staat een belofte. God eist de bekering, hè? En wat zegt Jeremiah, heren, bekeer me, dan zal ik bekeerd wezen. Dat is echt. Want je kunt jezelf niet bekeren. Dan keer je in de nood van je ziel tot God. Voelt u? En daarom is het voornaamste stuk in de dankbaarheid het gebed, die mij aanroept in de nood, vindbegunst, oneindig groen. Dan heb je nog nooit de Sabbat goed gehouden. Maar als hij het zegt, dan heb je nog nooit de Sabbat goed gehouden. Maar als hij het zegt, dan heb je nog nooit de Sabbat goed gehouden. Dan heb je nog nooit de Sabbat goed gehouden. Heb je het mooiste dagje, uurtje van de week. En dat is wat Augustinus leert over de heilige schriften. Dat moet u maar veel onthouden. Maar weet je wat we tegenwoordig doen? De ijs niet meer preken. Niet meer dat God recht is. En daarom is er geen plaats voor de belofte. Mensen komen niet meer in de nood. Ik weet nog, maar dat hebben we al eerder gezegd. Ik zeg dat toch maar eens. Ik deed in Stappers met die gehandicapten altijd op zaterdag kategorisatie. Er waren zelfs kinderen die alleen maar schreeuwden. Maar ze kwamen wel, want we baden samen. En ik had een meisje met een lijstje. En Lijsje kon orgel spelen met één vinger. En dan zeg ik, wie wil een versje zingen, spelen? Ik zeg ze. Ik zeg, wat zingen we Lijs? God heb ik lief. Goed, oké. Maar ik denk, ik ga het beproeven. Ik zeg, Lijs, heb je ook zonde? Nee. Nou, ik zeg, heb je een beetje zonde? Nee. Ik zeg, heb je een heel klein beetje zonde? Ja, zei ze, ja. Ik dacht, hij is nou eerlijk. We willen geen zonde aanwezig. Het kind was eerlijk. Maar als het gebod ingekomen is, is de zonde beter leverd geworden en ik ben gestorven. Toch ik leef. Maar niet meer ik. Christus leeft in mij. Dat is de zege. Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Uw handen zijn krom, uw verstand deugt niet en uw wil is ongeregeld. En als God u gaat dienen, gaat U u vernieuwen, gaat U sterven van het uwe leven, van het zenen. Nou goed, dat is Sabbat. Dan hebt u in uw omgekeerde staat nog nooit een goede sabbat gehad. Dan dacht je, ik ga vanmiddag maar eens slapen. Maar ik heb de hele week zo hard gewerkt. En dan ga ik er niet boven staan. Het zit in ons allemaal. gebruiken voor ons zelf. Maar mensen, nou is er toch een hoopje dat God gaat geven wat ik niet wil, of dat ik hebben mag wat hij me geeft. Een nieuw aard. Kijk, dat vind je ook in Hebreeën 4. Ze wilden niet ingaan in de rust. Maar er blijft dan een rust over voor het volk van God. Hebreeën 4, moet je maar eens lezen thuis. Dat ga ik hier maar uitleggen. Weet je wat dat betekent? Aan het einde van je werk, als je niet meer werken kunt, heeft er een rust over voor het volk van God. In zijn werk. Dat is het mooiste wat je kan beleven. Word je vrij. Ga door nood en dood heen. Het loopt op een eindje. Als alle hoop me gans ontviel. En niemand zorgde voor m'n ziel, kon m'n eigen ziel niet verzorgen. Geen bepaald gekend. Maar voelt u wel? Het is tegenwoordig geen wonder meer, moet je maar geloven. Ze maken van het geloof een wetje. Een wetje. Maar ze weten niet dat het een gave is. Een gave. En weet je waar je eerst leert? Ongeloof. Ongeloof. Ongeloof! Het is een werk. Een gezegend werk. Van de heilige geesten. Van zelfmakend geloof. In Christus. Alleen. Nou. Dan ga je naar de kerk. In het Engels is dat wel aardig. In het Engels is de kerkdienst worship. En worship betekent eigenlijk, dat weet u wel, aanbidding. Dan gaat het in de kerk eigenlijk niet zozeer om te bidden, naar me toe. Maar als je nog genade krijgt, dan ga je van je af bidden. Dat is aan. die in het huis des Heren geplant, die zal gegeven worden te groeien, genade, in de voorhoofd van onze schat. Hij gaat loven. Acht is een schone bezalm. Eén schone bezalm. We lezen hem altijd thuis op zondag. Jullie ook? Ik zeg, vrouw, Psalm 92. Ja man, 92. Nou, kun je het lezen. Waar je door gelezen wordt, ga je meezingen. Nou, 92. Dan ga je godloven. En dan weer naar die psalm. En daar krijg je lust in. Dat is niet zo moeilijk. En soms heb je geen lust. Nou, en wat ga je dan doen? Dan ga je in de morgenstond zijn goedertieren uitverkondigen. Dat is ook weer zo mooi. Wanneer is de heer Jezus opgestaan? Wanneer is Jacob's ziel gered? Zeg eens. In de morgenstond. Toen het licht opging. Niet in de nacht. Maar zijn getrouwen, het is ook inderdaad een godsvolk, die weet wat licht is en duisternis is. Luister, als je het licht niet kent, weet je van de duisternis niks af. Dan houd je de duisternis voor licht. Maar als je dat licht ziet, dat is een vriendelijke aangezicht, dan weet je ook wat het is, als je dat mist. Waar verbergt u uw aangezicht in dagen van benauwdheid? Hoor je? En weet je wat? Dan denk je, God heeft me verlaten. Maar dan staat er zijn getrouwheid in de nacht. De overdagse goede tierenheid. Enkelgoedheid voor een slecht mens. Als het licht opgaat, verdrijft hij het duister. Maar als het duister de overhand krijgt in je leven, en Gods volk de dagen der duisternis zullen soms vele zijn. Als de duisternis de overhand krijgt, weet je wat dan toch blijkt? Al ging ik in een schouw van de schaduw des doods. Gij zijt met me. Uw trouw is eeuwig groot. Heren daarheren. Als ik hem niet zie, als ik denk ik ben verlaten, dan zegt hij en ik zal u niet begeven. Al voelt u het niet en ik ga u niet verlaten. Zoals een moeder haar zuigeling niet verlaat. Al zou ze het doen, ga ik het nog niet doen. Zijn trouw in de nacht. Uw trouw is groot. Uw trouw. Dat is een mooi tekst, hè? Maar het is ook de waarheid. Wat is dan de waarheid? Indien wij ontrouw zijn. Dan moet je niet zeggen, we zijn altijd ontrouw. Dat is ons bestaan, ons verdorven vlees. Maar hij blijft getrouwd. Waarom? Om u? Nee, hij kan zichzelf niet verlogenen. God is getrouwd, mens. Al gaat de helft soms tekeer in je ziel. Weet je waarom? Omdat hij zijn zoon verlaten heeft, verlaat hij de kerk niet. Hoor je dat? Drieurige duisternis. Verlaat hij de kerk nooit. Indien ge mij zoekt, laat m'n volk gaan. Mijn lieve ere Jezus, die recht is. Zeg vader, verlaat mij maar, maar mijn kerk niet. Ik heb ze toch in uw wijde handpal gegarveerd. In uw muren zullen we stendig voor u zijn. Nou, op tien snare instrumenten. Het begon met zes scenaren. Ik ga dat nu allemaal... Ja. En toen werden het acht en David maakte er tien van. Dat is de harp. Die tokkelt hij. Dan gaat hij spelen als Sal de duivel in hem vaart. Dat hij psalmen speelt. En op de luid. Sommigen zeggen dat het een geluid of een melodie is. Ik weet dat niet. Ziet u? Want gij hebt mij verblijt, heren. Heb je het weer, hè? Amen. Versta je dat? Want gij hebt mij verblijt. Met uw daden. Met de werken van uw handen. Mijn werk, uw werk. We houden dat in het leven, midden der jaren. Ik kan nooit meer blij worden om mijn werk. Maar ik mag me wel eens verblijden in zijn werk. Om de werken uw handen. In de schepping, want als God je ziel redt, dan brengt hij een paradijs terug. Versta je me eigenlijk wel? Dan gaan de bloemetjes bloeien, en dat pak is van je rug, en dan juicht alles tot z'n eer. En ik keek rond me heen, het lees net of ik in het paradijs was. Geestelijk, verblijt om de werken van uw handen. Ach heren, laat dan niet varen de werk uw handen. Want ik maak het erna en ik maak het erna. Ja. Heer, hoe groot zijn uw werken? Dan moet je twee dingen daarvan weten. God besluit voordat hij doet. Zijn gedachten zijn zeer diep. We noemen dat de raad gods. Er is geen ding dat geschiet dat niet door God besloten is te doen. We kunnen het ook noemen het welbehagen. Dat is eigenlijk nog mooier. Vrede op aarde in mensen van het welbehagen. En wat God besloten heeft, dat doet Hij. Ik vind het altijd mooi als ik de heer Jezus geschiedenis lees, daar staat en hij moest door Saint Marie gaan. Wie zei dat? Zijn vader. Goddelijk moeten. Besloten. Gedaan. En je man moest sterven. Moest sterven. En we moesten vanavond in de kerk komen, moest God besloten. Ik heb gezegd nee, jawel. Het geschiet naar zijn raad. Tot de jongste dag. Nou. Nu zult u zeggen, ja dominee maar, of leraar, ja dominee, wat is nou dominee ook. Mannetje uit stof. Maar goed. Kan God zich nog verlustigen? Ja, in genade en in zijn werk, in zijn eigen werk. Niet in uw werk en niet in mijn werk. Weet je wat Huntington zegt? Ik ben een madezak geworden, zegt hij. De madekruipen eruit, zegt hij. En ik ben bang dat er zoveel made uitkomen dat ik niet meer weet waar ik blijf. Maar tegenwoordig zijn ze allemaal bekeerd en heilig. Ja, in Christus. Niet zelf, hè? Geheiligd. Heilig gehouden. die ons gehoord is wijsheid, heiligmaak, rechtvaardigmaking en heiligmaking van God, 1 Corinth 1 vers 3. Nou. En wat ziet de Heere nu? Nu gaat er scheiding plaatsvinden. Er zijn mensen die wonen in de wereld en die hebben voorspoed. Dat zijn de goddelozen. Dat zijn mensen zonder God. Op het erf der kerk. Want hier gaat het over de kerk. Het is een oudste en jongste zoon. Jacob en Ezou. Toch? De wijze en de dwazemade. Beiden op het erf der kerk. En hozijnder, die zitten in de kerk en vermaken zich in de wereld en planten zichzelf in de wereld. Daar halen ze de sappen en de kracht uit. Ze worden genoemd de goddelozen. En weet je hoe het gaat? Dat gelukt allemaal ook nog. Ze hebben voorspoed. Ze hebben allemaal voorspoed. En de kerk moet zeggen, mijn verdrukking is er alle dagen. Ik zeg niet dat je tegenspoed hebt, want God kan je ook zegen. Maar je moet door vele verdrukkingen ingaan. En alle die godzalig willen leven, zullen vervolgd worden. Mag je niet meer preken. Want je maakt de mensen onrustig. En je moet zeggen, vrede, vrede, geen gevaar. En er is geen vrede. Dat zijn goddienstige mensen die wereldgelijk vormig zijn. Ze houden zich aan de wereldse maat, aan de wereldse kleding, aan de wereldse gedachten, aan de wereldse boeken, aan de wereldse uitgangen. En ze hebben nog voorspoed op. Weet je wat David zegt in 73? Mijn voeten waren bijkans uitgeweken. Als ik de voorspoed der gondelozen zag en mijn bestrafing is, die man was het er even niet mee eens. Maar tegenwoordig is het zo, een kind van Hobbe gaat het goed, dat geloofde de farisee ook. Ze waren zo heilig, het ging allemaal goed. En als het verkeerd ging, dan betekent dat je zonder was. Je hebt pinkste gemeentes die zeggen, als je een kind vergod bent, kan je niet meer ziek worden. Geloof het maar niet. Ik geloof, als je een kind vergod wordt, word je ziek. Maar je wordt geholpen, want in de nacht zal die bij je wezen. Nou. Ja. Uw vijanden zijn dat. Dat zijn niet mijn vijanden, dat zijn Gods vijanden. En daarom mijn vijanden, als je de Heere vreest. Ze haten je. Want weet je wat? Ik weet dat... Je bent niet zo aardig. Nee, ik ben niet aardig, ga je gelijk in. Maar je moet maar rekenen, mensen. Weet je hoe ze je uitschelden? Dompers. Negatievelingen. Maar ik zal je één ding vertellen. Zijn getrouwheid is in de nachten. En je kan alles missen, maar hoopt niet missen. En hij zal blijken... Wanneer ging Paulus zingen in de gevangenis? De middernacht! En de gevangenen hoorden hem. En hij zat in een blok. En hij had zijn rug opengeslagen en daar hadden ze een stuk hout opgelegd. En daar stonden ze God te verheerlijken. Waarom? De hemel kwam in de gevangenis en in hun hart. Ze hebben de beste kerkdienst gehad van het hele leven gelopen. Niet waar, wel waar. Wel waar. Maar ze zullen vergaan en de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden. Verstrooid als as of kaf. Want ze zijn enkel vlees. Kaf is vlees. Ik hoorde iemand preken. Die zei, dan kom je in de zeef. Ja, ik zei, je weet helemaal niet wat de zeef is. Want kaf gaat niet door de zeef. Maar je gaat niet in de zeef als je gezift wordt. Gaat de boer boven op een berg staan en die wacht op de wind. En dan doet hij tarwe in het kaf, daar zitten nog van die schilfertjes op. Gooit die omhoog, op en neer. En dan waait de kaf weg. En tarwe gaat die vergader in de schuur. Zegt de Heer Jezus. Ik zei eens wat vertellen. En je moet vaak veel op en neer gaan om te weten waar kaf is. Maar in je op en neer gaan, leer je je kaf kwijt te raken. Alle vlees verliest haar kracht. En de duivel zegt nee, en God zegt ja, en dan ga je. En er zal wel niks van waar zijn, dan ga je. Hij heeft je verlaten hoor. De goddienst van deze dag is frome goddienst. Nooit recht ontdekt. Nooit geschokt. Nooit op en neer geworpen. Nooit geschud. Rust en vree. Niet waar, hè? Maar hij zult mijn hornen verhogen, dus die kerk is laag. Mijn hoorn, dat is een teken van zijn koninklijke macht, koninklijke heerschappij. En mijn oog zal mijn verspielers aanschouwen, want ze letten op je. Die drie jongelingen in de vurige oven, tienduizend mensen keken daarna. En de koning ook. En ik dacht, nou zal ik me benieuwen wat ze doen. Zou ze niet geschud zijn? Ook wel, maar niet verlaten. Koning, wij zullen uw gebod niet gehoorzaam zijn. En al worden we verbrand, we doen het niet. En toen is de Heer Jezus in de nacht bij ze gaan wandelen. En ze hebben in dat overtje gewandeld, als in het paradijs. Geloof ik, hoor. Want, ik zal je wat vertellen. De touwen waren verbrand, maar haar niet. Nou, in de vuurige oven worden de touwen verbrand, moeder. Maar ja, niet hoor, want de haren zijn geteld en geen wordt gemist. En je moet maar in die vuurige oven komen. Maar koning, we zullen je gebod niet gehoorzamen. Als we verbrand worden, dan maar verbranden. Maar we bouwen niet. Nou, eigenwijze mensen, nee. Kinderen van God, ja. En nou die anderen, die worden geplant in de voorhoofd van God. Als zaadjes. Ze beginnen niet groot, ze beginnen klein. En als het goed is worden ze nooit groot, God wordt groot, zij blijven klein. En waar worden ze geplant? In de voorhoven gods. Dus je had een tempel, drie delen. Voorhoven, het heilige en dan het heilige der heiligen. Het heilige waren de priesters, het voorhof. En als dan het offen gebracht werd, weet je wat er dan gebeurde, mijn kinderen? Dan vielen ze allemaal plat op de grond, schuldbeleiders. En dan hoorden ze dat muziek van die belletjes, als de hoge priester het heilige der heiligen binnenging. En dat was zo'n vreugde, want dan springt hij dat bloed op de arken eromheen. En dan groeide ze, waarin? In de genade. En in de zekere kennis van Jezus Christus. Ik had van de week nog ergens een gesprek, en de mens sprak in beginsel uit de rechtergang. Maar ze verstond alles niet. Ik zeg, het is precies zoals het is. Ik zeg, op de pinksterdag kwamen die mensen tot ruimte. En wat doen ze dan? Dan zijn ze op de sabbedag, dus de eerste dag de week, bezig in de leer der apostelen. Om onderwezen te worden. Kijk, jij kunt de zaak hebben beleefd. En er toch niet een recht verstand van hebben. In nader onderwijs, dat is de prediking. In de Alblasse Waard heb je een kerkje en daar staat boven de oefenscholen des geloofs. Daar wordt het geloof geoefend in de prediking. En wat zijn dat dan? Dat worden bomen. Dat worden twee soorten bomen. We hadden nog een versie zingen. 92, zevende vers. De rechtvaardig volk zal bloeien, gelijk op Libanon. Er is nu plantenheren, daar boompjes in de voorhof. Daar worden ze vruchtbaar, daar ontvangen ze de sappen des levens. De prediking van het goddelijke woord en Christus de levensvorst. Er worden twee soorten bomen genoemd. In de eerste plaats de palmboom. Weet je wanneer de palmboom gaat groeien als je gewicht in de kroon legt? Een palmboom groeit tegen de druk in. Hoe meer ze verdrukt werden in Egypte, hoe meer ze groeiden. Versta je me? Je hebt de verdrukking nodig. Palmboom. Dus wat doen mensen vaak die zo'n palmboom hebben, leggen er een paar stenen in. Hoe meer gewicht aan de klok, hoe beter de klok loopt. En ik wil het niet, en ik zoek het niet, maar God doet het. Want in de wereld zul je verdrukking hebben, maar heb goede moed. Ik heb de wereld overwonnen. Amen. En ik ben weleens bang dat het me veel te goed gaat. Versta je me? Want die rijke man die leefde alledag vrolijk en prachtig en hij sloeg zijn ogen op in de hel. En die andere man die had geeneens kleren, een hoop zweren en een paar honden die hem likten. En die werd... Ah, we hebben zo'n goede God, mensen. Die werd doorgenaderd door de engelengedragende schoot van Abraham. Want hij had in zijn leven veel beproeving gehad en nu werd hij vertroost. Dat is de kerk. Mens, zou je dan de verdrukking willen missen? Nee, toch? Als hij je ogen maar eens opent. Maar ja, je moet maar vrede, vrede preken, geen gevaar. Maar geen gewicht in de kraan, liever niet. Nee, liever niet hoor. Als je geen gewicht in krijgt, groei je niet. Want de kerk groeit tegen de druk in. Dat is de tips, dat is de beproeving. Ik weet nog, ik was een zondag gehad en dan kwam Gods Volk, een oudjaar. Toen zei ze, we wensen je van het jaar een hoop moeite. Ik zei, nou kan je niet beter. Ja, zei ze, ga je groeien in genade, zeggen ze. Ik denk, nou, hij nou is niet beter te wensen. Maar ze wensten mij het beste. Dat waren nog geoefende christenen. Mensen die ook een steen in de kop hadden. Ja, dat is één. Twee, de sederboom. Die gaat altijd loodrecht omhoog. Dat is de seder van Libanon. Die ging loodrecht omhoog. Waarom? Ze groeien tegen de druk in. Maar er is één ding belangrijk. Gelooft zij God met diepst ontzag. En dan zingen Paulus en Silas in de gevangenis, Gods grote daden. En dan groeien ze omhoog. Die sedebomen, de libanon. Die gaan op God wijzen. En dan zeggen ze, ja maar jij deugt niet. Dan zeg ik, daar ga je gelijk in. En je klopt voor geen cent. En ze zeggen, dubbel gelijk. Maar ik heb een goede God, ik ga hem loven. Ik ga juichen over de werken van zijn handen. 68, toch? Geloofd zij God, diepst ons zag. Heel verlaat ons dag en dag, het zenuwens beweeg. Romevolk in uw vreugde, zal huppelen van ziele vreugde, als ze dat verrotte lichaam der zonden kwijt zijn geraakt. Geplant in de voorhoofd God, straks boven. Maar wie groeien de rechtvaardigen? Zijn er daar rechtvaardigen? Nee. De gerechtvaardigden, die rechtvaardig zijn in Christus. Rechtvaardig gerekend. Ik ben niet rechtvaardig. In ene klomp zonde, ach heren. Maar in Christus rechtvaardig. Als had ik geen zonde gehad, zondag 23. Nog gedaan. Nou, die gaat bloeien en groeien als een palmboom en hij zal wassen als een sedeboom op de Liban, op die berg. En die in het huis des heren geplant zijn, die zal gegeven worden te groeien. Hoe heet? Die krijgen te groeien. In God, onder druk, zijn naam verhogen. Dat is de lust van je hart. Domen, ik zie er niks van. Beter ook, anders word je nog bekeerd ook. Een vrouw mens, zijn naam moet eeuwig eer ontvangen. In de voorhoven van onze God. Hoor je, dat is ook zo mooi, hè? Niet mijn God, Dat is de gemeenschap der heden. Mijn vader, die kwam uit de wereld getrokken. En als hij nou aan het luisteren was, dan kon het gebeuren dat er tranen langs zijn wangen liepen. En dan keek hij achter, daar zat een oude diake, Vink. Die had ook al de tranen. En dan keken ze elkaar even aan en dan ging hij weer verder luisteren. En hij had een oude ouderling, Luttekhuizen, en die man. En dan keek hij ook eens naar. En dan hadden ze met z'n drieën gemeenschap. Versta je? Onze God. En ik zei eens wat vertellen mensen, soms hoef je geen woord met ze te praten en dan voel je het al. Want die geest getuigt met mijn geest, dat we kindergod zijn. Ik zei, waarom moet je het allemaal vertellen? Dat hoeft niet hoor. Er is een geestelijke tuig in zijn hart, onze god. Hij eigent zich u toe en daarom mag u zeggen onze god. In de voorhoven onze schots. En dan tweede, en dan laatste. In de grijze ouderdom zullen ze nog vruchten dragen. Zullen ze nog een hoop werk doen? Nee, nee, nee, nee. Zullen ze nog vruchten voorbrengen? Nee hoor, nee, nee, nee. Nee. Die gaan vruchten van een ander dragen. Ze mogen ze dragen. Want alle vrucht wordt van hem gevonden. Uit u geen vrucht in der eeuwigheid. Maar alle vrucht dragen, gebruikt worden. Het is een middeltje. Een grijze ouderdom. vrucht te dragen. Er staat het woordje nog, hè. Die gaan niet met de emeritaat. Geloof je er ook alleen in, de emeritaat? Ik niet. Nee, nee. Nog nooit van gehoord. Ik heb niet gehoord dat Jeremia zegt, nou ga ik fietsen. Dan ga ik eens vakantie maken in Mexico. Kom je? Weet je wat, dat schijnt zijn heilige leraar. En de roeping blijft dat. Dan ga je in ouderdom nog vruchten dragen. Zijn vrucht. Niet jouw vrucht. Alle vrucht wordt in hem gevonden. Een wonder hè, als je nog gebruikt mag worden. Ach, zou dat nog mogen. En dan staat er twee dingen, ze zullen vet en groen zijn. Vet van de olie, dat is geestig en groen van het leven. Ze leven, niet verdort. Dan zijn ze tachtig jaar en soms net een kind. Dan zegt heel de wereld, hoe gaat dat? Dan zei hij, ach jonge, ik heb wel van mijn nieuwigheid mogen geloven. Want wie een Christ is, is een nieuwsgast. Vet en groen. Niet dorp en verdort. Want waar de geest is, is het leven. Ik las laatst bij een Puritijn, hij zei, en dat is ook zo, tegenwoordig houden ze zich allemaal aan de letter. Maar ze kennen de geest van de letter niet. Geen bevinding. Nee. Missen. Geen getuigenis. Nou, lelijk, je moet niet op een ander schelden. Ik scheld niet. Maar ik zie het gebrek. En als de Heer het niet geeft, heb ik toch datzelfde grote gebrek. Dat ik denk, ach, de letter weet, weet ik het niet. De letter dood, maar de geest maakt leven. Vet en groen. Waarom? Om te preken. Dat is het middel in de kerk. Prediking. Verkondiging. Heroud zijn. Preken. Ik moest naar Alblasserdam, dat was de gemeente in de war. We hebben gestaan in dat schuurkerkje. Dat was de gemeente in de war. Ze zei, Dominee, kom je helpen? Ik zei, ja, ik weet ook niet of ik helpen kan. Ik zei, maar als ik kom, moet ik elke zondag hier preken. Dan moet je alle beurten afzeggen. Dan moet ik huibezoek doen. Ik zeg, want er is maar één middeltje. Prediking. Er is maar één middeltje om deze ellende van de wereld... ...omdat er enige verlichting en vernieuwing zijn, is de prediking. In Rautenwerk. Verkondiging towards God. Niet samen koffie drinken. Of soep. Ik had een groepje mensen, vroeger gingen ze met elkaar in het zwembad. Ik denk, begin van het eind. Prediking. Psalm zingen. Prediking. Ja, maar daar trek je geen mensen meer. Dat zegt u. God zegt, dat gebeurt wel. En wat moet je dan preken? Dat God recht is. Dat hij eist. En wat eist die? Een volkomen gehoorzaamheid. Een houden van de Sabbat tot in de titel in de Yodha. En als u dat niet leert, leert u de schrift niet, want God is recht. Maar wij zijn krom. We hebben vele vonden gezocht. Als God niet gepreekt wordt als recht, zal er geen genade zijn. Praatjes. Dat God recht is. Mag ik eens vragen, weet je dat? Dan ga ik wat even vragen. Heb je dat recht dat God wel eens mag omhelzen? Zeg, ik heb de verdoemenis verdiend. En dat God je toch geen kwaad heeft? Toch, hè? God doet je geen kwaad, hè, mensen? Want hij is recht. En hij zal de zondags onderwijzen. Hij is goed en recht. Ook goed. En hij zal de zondags onderwijzen in een weg. Nee, de weg, Christus. Want ziel wordt door recht verlost. Een verdoemend recht en een verlossend recht. Op rechts gronde zalig. door de gerechtigheid van Christus alleen. Want ze hadden geen zonde gehad nog gedaan. En hij is maar rotsteen, zo vast fundament. Rotsteen. Ik ben wankelmoedig, maar hij is maar rotsteen. Soms tegen de vloed en de schaduw van de zon. Rotsteen. komt het vloeiende water uit van de geest. Dat is de vastigheid en zaligheid. Hij is mijn... Nee, mijn rotsteen. Kun je dat op goede... Nou, dominee, dat durf ik niet te zeggen. Ik vraag niet of u het durft te zeggen. Is het zo? Ja, buiten hem is er niks, leraartje. Hij is vast. onwankelbaar, eeuwig zeker. En in hem is geen onrecht. Dat moet je op twee manieren leren, heb ik net gezegd. Al zou je... Ik moet van de week veel denken aan die tekst. Er is geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn. Dus dat zijn mensen die op de verdoemenis moeten rekenen. en damt eeuwige wonder. En er is geen verdoemenis voor degene, want hij is verdoemd, opdat u gezaligd zou worden. Die niet naar het vlees wandelen, wereld, eer en mensen, bekeerd en hoogvermoedig, maar door de geest geleid worden, want die door de geest geleid worden, zijn kinderen gods. Dan zei het oude volk, dominee, de geest is de kinderleider. Weet je wat ik zeg? Die door de geest geleid wordt. Dat is een synode. Wordt geredeneerd. De een is voor de ander tegen. Er zit een kind van God. Hij zegt, ik hoor jullie ook praten, maar ik ben er tegen. Toen zeggen ze, waarom? Hij zegt, van binnen. Het is van de geest niet. Het is van God niet, zei hij. De profeten stonden vaak alleen. En dan zeiden ze, u zegt, vrede, vrede, geen gevaar. Het is van God niet. Nee. Nee. Het is wereldgelijk vormigheid. Wereldse maatstaf. Menselijke voorspoed. Maar in de wereld zult geverdrukking hebben. Maar heb goede moed. Volk des een in ons min. En die daarnaast staat. Je mag het er worden. Heb goede moed. Ik heb de wereld overwonnen. Hij is maar rotsteen. En in hem, en daarom in mij, is geen onrecht. Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen. Amen, laat ons eenen. Ach heren, ik ben een dwaas, maar u bent wijs. Ik ben wankelmoedig, maar u bent een rotsteen. Ik wil geen gewicht in de kruin, maar u zegt, zal er eentje bij leren. Ik wil niet van alle mensen verlaten worden waar u zegt, ik ben het, maar ik ben met u al. Ging u in een schouwdal van de schuil, u desnoods zou geen kwaad vreesd. Ach, heren. Ach. Bekeer ons, dan zullen we bekeerd zijn. Trek ons, dan zullen we u nalopen. Verneder ons, dan zullen we u verhogen. Want U verhoogt wat nederig is, wat vernederd is. U vernedert en verhoogt. Dat is de kerk. Ontferm U onze, en dat alleen in en om Christus wil. Amen. Laat ons tenslotte eindigen met het zingen van Psalm 92 en dan het laatste vers. In hun grijze dagen, en wat er verder nog. MUZIEK Ik dacht eigenlijk deze keer dat het de laatste was. Wij hopen 2 januari naar Nederland te gaan, een paar maanden. Maar nu is er in mijn hart dat ik volgende week toch nog preek. Als het goed is, dan... Volgende week is het de twintigste, zo god het geeft. Dus wij hopen toch nog voor te mogen gaan. Neemt u me niet kwalijk, ik dacht de laatste keer, maar ik kan nog niet zeggen het is de laatste keer. Dus de twintigste beleven we wel. Dus dan hopen we nog een keer voor te mogen gaan. Maar laat ons eindigen met een zegebeden. O Vader, dat uw liefde ons blijkt. O Zoon, maak ons uw beeld gelijk. O Geest, zend uwe troost ons neer. Drieëne God, u zij, al de eer. Amen. ZANG EN MUZIEK
Psalm 92
លេខសម្គាល់សេចក្ដីអធិប្បាយ | 121423159442953 |
រយៈពេល | 1:28:47 |
កាលបរិច្ឆេទ | |
ប្រភេទ | ការថ្វាយបង្គំព្រះពាក់កណ្តាលសប្តាហ៍ |
អត្ថបទព្រះគម្ពីរ | ទំនុកដំកើង 92 |
ភាសា | ហូឡង់ |
© រក្សាសិទ្ធិ
2025 SermonAudio.