00:00
00:00
00:01
Transcript
1/0
onze hulpen, aan onze enige verwachting. Sta in de naam des Heren, Heren, die hemel en aarde geschapen heeft, die trouwen houdt en eeuwig leeft, en die nooit laat varen enig werk, dat zijn hand begonnen is. Begnaden zij u en vrede van hem die is, en die was, en die komen zal, en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe gedag is, die eerstgeborene uit de doden, en de overste van al de koningen der erden. Amen. Gemeente, laat ons ons samen zijn mogen aanvangen met het zingen van psaal 105, het vijfde vers. God zal zijn waarheid nimmer krengen, maar eeuwig zijn verbond gedenken. En wat er verder volgt, psaal 105, het vijfde vers. van ons land. Waar de eeuw en het zonnetje schuilt, de koninkrijke de de de De lezing uit Gods heilige en ontvouwbaar woord vindt u opgetekend in het boek de psalmen en daarvan de elfde psalm. We gaan voort met de uitlegging van het boek de psalmen en aan de orde van behandeling is de elfde psalm vooraf de twaalf artikelen des geloofs. Ik geloof in God en Vader, de Almachtige, Schepper de Zemels en de Aarde, en in Jezus Christus, zijn enige geboren Zoon, onze Heere, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter elle, Ten derde dagen wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende terechter aan God's des Almachtigen Vaders, van waar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in een Heiligen Geest, ik geloof in een Heilige Algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der eiligen, vergeving der zonden, een wederofstanding des vleesjes en een eeuwig leven. Amen. Umstallen van David voor de Opperszangmeester, Ik betrouw op den Heren, O zeg, heiligen, tot mijn ziel, Zwerft eenen naar jullie der gebergde Aldenvogel, Want ziet, Goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op den pees, om in het donker te schieten naar oprechten van achter. Zekerlijk de fundamenten worden omgestoten, wat heeft de rechtvaardige bedreven? Heren is in het paleis zijn er heiligheid, Zeer een troon is in mijn hemel, zijn ogen aanschouwen, zijn oogleden proeven de mensenkinderen, de Heere proeft de rechtvaardige, maar de goddeloze, en dien die geweldlief heeft, aalt zijn ziel. Hij zal op de goddeloze regen strikken, vuur en zwavel, en een geweldige stormwind zal het deel ons beter zijn. Want de Heere is rechtvaardig, Hij heeft gerechtigheden lief, zijn aangezicht aanschouwd, dan oprechte tot zover. Laten we ons dus Heere aangezicht zoeken. Heere, zoekt U ons, want als U zoekt, dan vindt U ons. Maar daarom hebt U ook gezegd, zoek mij en Gij zult vinden. Want als we zoeken, bent U de eerste die zoekt. Als U Jericho bezoekt, was er een man, hij heette Psacheus. En toen ging hij U zoeken. Want elke daad uit het geestelijk leven is een weeromstuitende daad. Het is soevereine genade. Het is uit hem, en dan is het ook door hem. en dan wordt het ook tot hem. Zo het is alles bij u vandaan, het is door uw Zoon, en het is tot u door de bediening van de Heilige Geest. Heer, ontferm u ons en vanavond geef enige opening, kon het zijn, in uw Woord, in het spreken en in het horen, want wij zijn van nature doof, En de kerk, die roept altijd maar, heren, open mijn ogen. Hij geeft me toch geestelijk verstand, opdat ik aan schouwen de wonder uw eroar reed. En uw woord zegt het van uw kerk, die hebben oren gekregen om te horen. Maar de anderen hebben oren en horen niks. Horen niks, zij horen de doof en zien de blind. En daarom beden we U, geef ons oog om te zien U te zien, U te aanschouwen. Maar ook oren om Uw stem te horen, want U spreekt gewis tot elk die voor U leeft. En Uw schapen kennen Uw stem. Ach, spreek nog eens, Heren, dat Uw stem horen. Want die stem is zacht maar ook heilig, rechtvaardig en zeer paramhartig. Open de schriften kon het zijn, gedenk hen die hier niet kunnen zijn, die andere dingen hebben. Eten en drinken, pas vertrouwd, een akkertje of een paar koeien. Maar heren, ach, gedenk onze, in al onze ellendigheden, in al onze zwakheden, in al onze vijandelijkheden, want we dragen die vijand van binnenom tot de laatste snik. Een heer, het is een vijand. Dames en heren, ik heb de goede strijd gestreden en u was verwinnaar in de strijd en gaf mij de zegen. Gedenk uw kerk wereldwijd in Nederland, in Servië, Malawi, in Quebec. Het is een tijd van afgang. De fundamenten zijn omgestolen, worden omgestolen. Maar u hebt zelf gezegd, gij zult uw waarheid nimmer krenken. Waar eeuwig u verbond, gedenk ons er. In het hoofd des verbonds, de middelaar des verbonds. Uw lieve zoon, alstublieft, alstublieft. Om Jezus wil, ook in de schriften. Om Jezus wil. Amen. Gemeente Psalm 11. Het begint mooi met deze uitdrukking, voordat al het andere gezegd wordt. Ik betrouw op de Heer. Voordat hij alles verder zegt, dan zegt David, ik vertrouw op de Heer. Laat ik eerst dit zeggen. Er staat een psalm van David. Maar ik kan hetzelfde woordje gebruiken, een psalm voor David. En ik denk dat dat het is. Want het is Gods woord. Die psalmen geeft in de nacht. God geeft David psalmen, begrijpt u. David geeft God geen psalm. Die psalm geeft in de nacht. Dit is niet Davids woord en Paulers woord niet. Dit is Gods woord. Zowel met uiterste eer ben ik gelezen als overdag dien te worden. Dus dat is één. Twee. David betekent een lieveling van God. Dus zijn naam betekent een lieveling van God. Waarom? Omdat hij God lief had, ach mens. Omdat God hem lief had. Met een eeuwige liefde. Daarom staat er van hem een mandaar gods Hij dicht voor die oppe zangmeester, want deze psalm werd gezongen. Er wordt nog gezongen. Zoals een oppe zangmeester, een leviet. Die had een koor, soms vrouwen en mannen, en daar zongen ze bij beurten. Dan werd die psalm gezongen. Luther zegt van de psalmen, een psalm zingen is twee keer bidden, want het is een gebed. Profecie, profetie. Dus voor alle dingen zegt hij dan, ik vertrouw op de Heer en dat woordje vertrouwen is eigenlijk toevlucht nemen. In de oorspronkelijke taal is vertrouwen uw hoop stellen, uw geloof stellen buiten uzelf. Ik geloof niet in mijn geloof, veel mensen zeggen dat tegenwoordig, je gelooft in je geloof. Buiten jezelf. Je hoop. Sterren. Dat is geloven. Toevlucht nemen. De Vrijstad is een beeld. Ken je de Vrijstad? Vluchten ze heen. Op alle kruispunten in Israël stonden wij richting Abrezes. Vrijstad. Vrijstad. Vrennen. Toevlucht nemen. Altijd is de oefening van het geloof een toevluchtnemende daad. Hoor je me? Jij gelooft niet in je bekering en je gelooft niet in je eigen gerechtigheid. Als er waar geloof in de oefening is, dan is dat een toevluchtnemende daad. Terwijl God werkt door de prediking van wet en evangelie en taart van de kerk. Toevlucht nemen. En dan zegt hij, ik vertrouw op de Heer, het staat met zes hoofdletters, dat is de verbondsgod. Die eeuwig aan zijn verbond gedenkt. Van geslacht tot geslacht. Een geschonken geloof, maar ook een geoefend geloof. Veel mensen zeggen, je kunt het geloof krijgen, maar dan kun je nog niet geloven. Ik geloof er niks van. Als je geloof krijgt, dan ga je geloven. Het is een gave, maar als God het geeft, dan ga je geloven. Geen filosofie. De filosofie gaat van de delen naar het geheel. Ik geloof, de schrift gaat altijd van het geheel naar de delen. Daarom begint ook de katechismes met die gehele zaak der zaligheid in de eerste onvoldoende vraag. Het was uw enige troost. En dan gaat het naar de derde. In de Bijbel gaat het zijn voor het worden. Moet je onthouden, het zijn gaat voor het worden. Maar in de Goddienst gaat het worden voor het zijn. En het doen voor het zijn. Gij zijt rijn Gij wordt niet rijn, gij zijt rijn om het woord dat ik tot u gesproken heb. Dan heb je het zijn. Opdat je gereinigd wordt door de bediening des Geest. Anders krijgt u een wettische gang. Is er geen troost, geen hulp. Dan moet u worden wat u niet bent en dat gaat niet bij u. Want God maakt wat u niet bent rijn. Dat is een onrijn. U gaat zien als een blinde en lopen als een lamme. Versta je dat eigenlijk wel? Of praat ik rare taal? Waarschijnlijk praat ik tegenwoordig rare taal, laat ik niet zeggen. Want ze gaan allemaal over uit de weg die ze gaan. Dit moet ik doen en dan krijg ik het wel. Of dit heb ik en dan krijg ik wat meer. Het is niet waar hoor mensen. Nou, ik betrouw op de Heer. En dan krijgt hij advies, want hij leeft in hele moeilijke omstandigheden. In vers 3, weet u dat, dan zegt hij, zekerlijk de fundamenten van kerk en staat worden omgestoten. Jezijer zegt, er komt een tijd dat het goede slecht genoemd wordt en het slechte goed. We leven er middenin. middenin. De fundamenten van de politiek, de fundamenten van het koninkrijk in deze wereld, de fundamenten van de leerderkerk worden ook omgestoord. Hoor je wat ik zeg? Omgestoord. En als de fundamenten er niet meer zijn, dan stort het bouwwerk in elkaar. En Paulus spreekt over dat fundament. Hij zegt, je kunt niet een ander fundament leggen dan dat gelegd is. Dat is Jezus Christus. Nee, Jezus Christus en die gekruisterd. Plaatsbekleding. Plaatsvervanging. Hij is het, ik ben het niet. Wordt het niet, maar in hem ben ik het. Dat wordt omgestoten. Je moet een christus zijn en je moet dat beleiden en je moet dat getuigen en je moet dat maken en je moet dat doen. Ik geloof er niks van. Waarom wordt de wet scherpelig gepreet in het stuk der dankbaarheid, zegt u mij? Opdat ik hoe langer hoe meer mijn verdorven aard leer kennen, de toevlucht neemt tot christus en zijn gerechtigheid buiten mezelf en door de heilige geest. zoeken wat boven is en niet wat op de aarde is. Nou, de fundamenten worden omgestoot, ik hoop er nog iets over stil te staan. Dus hij krijgt een raad, hij zegt twee dingen, daar kom ik nog op in. En dan gaat hij niet over het leven praten, maar over het einde van het leven. Dan gaat hij niet over zijn moeite praten, over de strijd. Dan gaat hij over het einde van zijn leven praten. Dan gaat hij praten over hel en hemel. Dat vindt hij ook in psaal 73, totdat ik op hun einde lette. Want gezegd, hen op glibberige plaatsen. Maar dan zal ik gedurig bij u zijn, in al mijn noden, angst en pijn. Dat is ook wat Paulus zegt eigenlijk in de Romeinenbrief, het achtste vers. In het breede brief, het zesde hoofdstuk, dan zegt hij, ja, we gaan altijd weer naar de begin. Maar het gaat erom, als de geest in u komt te wonen, dan treft u hoofd omhoog, want u verloft zijn gedaar. Dan zie ik mensen die de Heere vrezen, en dan worden ze beter, en zij is gelukkig beter geworden. Maar er zijn hier ook mensen geweest die zeiden, was ik maar niet beter geworden, weet je wel. Vervuld met de liefde God. Vooruitzicht. Vooruitzicht. Vooruitzicht. En dat vooruitzicht bereidt op de reis. Als u een reis moet maken, dan bepaalt uw leven, voordat u op reis gaat, wat u gaat doen. Toch? Als je een reis moet maken met het vliegtuig, een kaartje kopen, je koffer pakken, dan ben je een week mee bezig. Nou, als je op reis gaat, Dan is dat je fundamenté. Het ware goed dat je daar mee bezig was. En niet altijd terugkijkt. Het ware goed. Ja, maar dominee, dan moet je even een toekomst hebben, ja zeker. Kijk, als je daarover gaat nadenken, ja. Avondmaal, ja, nou ik kan nog niet aan het avondmaal. Dan moet je vrezen dat je ook niet zult zijn aan de maaltijd van het land. We free. Moet je niet zeggen, ja, dat is niet zo erg. Ja, dat is wel erg. Nou, dan spreekt hij over die twee dingen. Dus hij klaagt niet. Hij gaat ook niet in op het advies dat hem gegeven wordt. Hij zegt de één daar en die ander daar. En daar zullen we nog een ogenblik bij stilstaan. Laat ons eerst nog zingen van Psalm 11. waarschijnlijk in niet zo bekende wijs, maar dat hindert niet. Het is Gods woord en we zullen het zingen. Op God alleen betrouw ik in mijn noden, hoe zegt Gij trotst in mij en mijn verdrieten? Nu eilingsheen naar het gebergd gevloden, gelijk vol angst en schuurvolgen gliet, en wat is verder volgt? MUZIEK. Zang en muziek Ik betrouw op den heren. En dan krijgt hij raadgevers. Gods volk heeft altijd een hoop raadgevers hoor. Die precies weten hoe een handen moet lopen. Moet je maar onthouden. En dan zegt hij, ik betrouw op den heren en hoe was waarom, zegt gij lieder tot mijn ziel, zwerft heen naar uw lieder gebergd als een vogel. Hij zegt, ik neem door genade, dat is genade he? In de oefening, dat is geloof. De toevlucht tot God. Waarom zegt Gij, vlucht weg. Red U zelf. Bewaak U zelf. Dat is een vogeltje. Het staat eigenlijk letterlijk een klein vogeltje. U hebt gebergd om je te verstoppen. Hij zegt, ik betrouw, neem toevlucht door genade. Tot een Heerde verbond Jehovah, die blijft de Gezijnde, die bent die je bent. En waarom zegt U nou, red jezelf vlucht? Ze volgden je naar het gebergte in een schouwplaatsje. Ga weg! Het is veel te gevaarlijk. En ook die twee redenen, die ben aangegeefd om te vluchten in de eerste plaats. De goddelozen hebben het gemunt op de dood van de kinderen gods, dus een dodelijke strijd gaande. Dus een strijd gaande, een geestelijke strijd op leven en dood. Zo David zegt wat de geest zegt, David. want de goddelozen spannen de peilen boog en schikken hun peilen op de pees, om in het donker en stiekem, vijanden doen het nooit publiek, die schieten altijd in het donker, want het zijn de kinderen der duisternis. Altijd zo achter de hand. Stiekem. Om je een hak te zetten? Nee. Om een pijl te schieten staat het letterlijk in je hart om je te doden. De duivel en z'n trawanten haten Christus en z'n kerk. Luister, z'n kerk om Christus wel, he. Niet om jou. Ze hebben mij gehaat en ze zullen ook u haat. De duivel heeft het op je dood gemunt. Het zij feitelijk als een briezende leeuw of geestelijk om de leer te veranderen. Om je toen te noalen. Het oude fundament der waarheid te verlaten. Je dood te schieten. Vuurige pijn. Maar luister eens, weet u wat David zegt, of wat in het Nieuwe Testament is? De Heere is mijn schuld en mijn loon zich ook, heeft de Heere tegen Abraham gezegd. Weet u wat eruit staat? De Heere gaat om zijn kerk heen staan. En dan schieten ze de kerk niet, maar Christus. Snapt u? Nee, snapt u niet, hè? Dat is genade. en uw loon zeer groot." Abraham vreesde. En wie zal niet vrezen? Het is tijde van vervolging aanbreken. De kerk in de gevangenis geworpen wordt door goddienstige mensen, zouders van Tarze, zouders van Tarze. Vermoorden de kinderen van God, vermoorden de kinderen van God. Aan het einde der tijden zal de ene broeder, zogenaamd kerklid, de andere overgeven tot veroordeling. Wil het ook? De grootste vijanden vindt u niet in de wereld, die vindt u in de kerk. In de kerk. Vuurige pijlen om u te doden. Vlug toch! Nee, zegt hij. Mijn toevlucht is in mijn God. Dat is genade. Als u ten doden vervolgen niet te vluchten, maar tot hem te zuchten. Die zegt, ik ben uw loon schuld en uw loon zeer groot. Maar dat is genade, he? Dat is niet de macht van de vorst, dat is duisternis. Hij is de vorst der duisternis. Zijn kop is vermorzeld, maar zijn staart slaat nog. En zelfs deze dagen worden duizenden christenen vervolgd en vermoord. Weet u? Kindertjes vermoord, van christenen. Ja, zijn dat allemaal christenen, daar heb ik het niet over. Dat weet God. Maar zijn dodelijke haat, Koolbrugge zegt op het moment dat hij mijn deel werd en ik zijn deel, draaide zijn hoofd om en groette me niet meer. Kijk, zolang u met de wereld meeleeft, dan zeggen ze, nou is u wel een beetje een ernstige kerel, maar het gaat wel hoor, je kunt nog wel met hem leven ook. Maar pas op, als je niet meer mee kunt doen, want alle die godzalig willen leven worden, vervolg. Het is een kenmerk, hè? Ze hebben tegenwoordig allemaal over kenmerken. Nou, dat is een kenmerk. Het is een litteken. Het is een doofsteken. Het is een christenteken. Dus als de duivel vriendelijk tegen je wordt, moet je heel bang worden. Als de duivel vriendelijk tegen je wordt, moet je bang worden. Een engel is licht. Dat is één. Twee. Vlucht. Want nergens is meer recht en gerechtigheid. Het goede wordt kwaad genoemd en het kwaade goed. Lees in de tekst en de vers. Zekerlijk, zegt hij. Zeer zeker. Als God zegt zekerlijk, is het zeker. De fundamenten, niet één fundament, de fundamenten van kerk en staat worden omvergeworpen. Dan kan er geen huis meer gebouwd worden, geen gezin meer bestaan, geen kerk meer bestaan. En ik denk wel eens dat we in tijd zijn terechtkomen dat de afval zich groot is, omdat de fundamenten omvergeworpen worden. Nou kunt u wel voor de zuivere leer zijn, maar dat betekent niet dat u op het fundament rust. Dat is wat anders, hè? Dat is wat anders. Je wordt omvergeworpen, stukgeslagen. Wij zijn erger geworden, dan ga ik het eerst op stadkundigebied zeggen, erger dan de beesten. In Amerika worden 1 miljoen kindertjes vermoord. In Nederland veertigduizend. En in Amerika is het zelfs zo dat als een kind geboren is en de moeder besluit met de dokter het nog te doden, kan dat ook! In Nederland is niks beter. Het zit in ons allerhart. Vijanden van God en Christus is onze verdorven natuur. Het was nou het fundament van de kerk. Paulus zegt het, dat is Christus en die gekruisigd. Het is de leer van de plaatsvervanging. Het is niet Christus. Maar Christus en die gekruisigd. Weet je wat dat betekent? Hij is vervloekt voor een vloekwaardig mens. Hij is gedood voor een doodschuldig mens. Voor zijn volk. Hij is gehoorzaam geworden omdat ik nooit gehoorzaam ben naar de mate gods. Dat ben ik niet. Kun je wel zeggen, maar ben je niemand. Hou op. Hij heeft betaald wat ik niet betalen kan. Dus als u bij een leer komt en je moet ook wat betalen, moet je heel hard weglopen, want ze bedriegen je en je gelooft het ook langzamerhand. Maar het bloed van Christus is een ransom, is een betaalsom voor al de zonden van z'n volk. En als ze nog zeggen dat je er een kruimeltje bij moet doen, moet je zeggen, hier heb je m'n lidmaatschap, ik word hier knap bedrogen. En als u denkt dat u de wet kunt volbrengen, ik kom er nog op terug, hè? En dat u in het oog van God goede werken kunt doen, staat nergens in de Bijbel, hè? Staat wel vruchten des geestes, maar dat zijn uw vruchten niet, toch? Zijn dat uw vruchten? Meisje in Grand Habits zei tegen me, en ik begrijp dat wel hoor, Ze zei, dominee u zegt dat wij niet veel beter worden. Ik zeg nee, dat is waarschijnlijk. Want Paulus schrijft in de Filippense brief, dat is bijna zijn laatste brief, dat hij de grootste der zondaren was, niet waar? Nee. Fout gelezen. Dat hij de grootste der zondaren is. Is. Is. Maar hem is barmhartigheid geschikt. Daarom zegt Paulus, als de zonde meerder wordt, wordt de genade des te overvloediger. Dat is niet om te zondigen en te zeggen, nou zonde is niet erg. Zonde is vreselijk! En kijk gemeente, wat ik nu zeg, dat moet je onthouden. Heel veel mensen leren Christus. En dan moet je hem navolgen. Jaren geleden kreeg je die bandjes hier in Nederland. Wat moet Jezus doen? Wat zou de Heer Jezus doen? Ik zeg, Hij doet wat u niet kunt doen. Dat moet je goed onthouden hoor. Wat moet je? Als je onbekeerd bent, moet je alles nog. Dan ben je onder de wet. Maar als je één Christus verzoening gevonden hebt in dat puntje destijds, ben je onder het evangelie. Weet je wat hij dan tegen je zegt, want je kunt het misschien niet verdragen als ik dat zeg. Wie één Christus is, is een getrouwe en goede dienst krijgt. Niet waar? Wel waar. Maar je kent het evangelie niet meer. Jullie maken het evangelie een evangelie van navolging, maar niet van plaatsbekleding. plaats vervanging. En we hebben het over de heiligmaking. Maar de grond van de heiligmaking is de rechtvaardigmaking. Als de rechtvaardigmaking niet voorop gaat, is de heiligmaking slechts een goddeloos merkje. Ja, daarom zijn moeilijke woorden. Wel laat ik het anders zeggen. Als je zonder niet vergeven zijn, Zul je nooit wandelen in de wegen de zege? Nou twee woorden komen in deze psalm voor. Dat is tzadik, dat is gerechtigheid. En dat is oprechtheid. Gerechtigheid is dit, is een legal term, is een wettelijke term. Als God je van de zonden vrij spreekt, doet hij dat in het gericht. En dan spreekt hij je van alle zonden vrij, zeggen de Duitse leden, dat is van tijd. van verledenheden en toekomst in de punt van een tijd. Dat is echt waar hoor. Maar oprechtheid vindt u bijvoorbeeld in Genesis 17. Dat gaat over de wandel. Dus dat is niet zozeer een zaak van het gericht, Hoewel, ik kom er nog op terug. Het is een zaak van leven. Daarom staat er in deze psalm. De Heere proeft de rechtvaardige. Hij is in het paleis van zijn heiligheid. De troon is in de hemel. De Heere is rechtvaardig, versevend. En hij heeft de gerechtigheden lief. Dan worden die twee woorden gebruikt. Dat woordje gerechtigheden komt u tegen in Genesis 17. Abraham is gerechtvaardigd door het geloof in Christus. Het werd hem gerekend tot gerechtigheid. Niet in zijn werken, maar het werd hem gerekend tot gerechtigheid. Imputed. Toegerekend. Maar dan in 17 zegt een heren, wandel voor mijn aangezicht. En zei het, de King James versie is beter dan de Statenvertaling. Want de King James versie schrijft, voor dit woordje oprecht, Zijt volmaakt perfect. Als je voor Gods oog moet wandelen, moet je volmaakt wandelen. Daarom God heeft de gerechtigheden lief. Nou dominee, dat kan nooit. Dat kan nooit. U zegt dat dan wel, maar dat kan niet. Ik ga met u naar Romeinen 4 vers 11. Wat zegt Romeinen 4 vers 11? Dat de besnijdenis een teken is van de rechtvaardigheid des geloofs. Hoe kan ik dan voor God wandelen alleen door een waarschijnlijk makkend geloof? Rustend op zijn gerechtigheid. En niet op uw goede werken. Abraham wandelde door het geloof. Punt ik dan eens recht? Dan zie je, Christus is mijn wet. In hem rust ik in de wandel, en in mijn slapen, en in mijn zingen, als het geloven in de oefening is. Snapt u? Nee, snapt u niet, he? En dan geeft de Heer dus, als Abraham in Genesis 17 hoort wandelen voor mijn aangezicht en zij het volmaakt, dan krijgt hij het teken van de besnijdenis. En dan zegt Paulus in Romeinen 4 verselven, dat is het teken van de rechtvaardigheid des geloofs. Dan ga ik het heel uit elkaar trekken, maar ik doe het toch. Zowel goddeloze als rechtvaardig, dat is de kerksemper. Dan laat ik het maar horen in Nederland zeggen. Een kind van God is zowel goddeloos als rechtvaardig tegelijk. Ik ben goddeloos in mezelf en rechtvaardig in Christus. Die oude koos, dat kind van God, die zegt, ik ben een leugenaar, toch spreek ik de waarheid. Nou, dat is de kern. Ik ben blind en ik zie. Ik weet niet waar ik lopen moet en ik word door een geest geleid. Niet? Dat dacht ik al. Ik had zelf nog een duik in het zakje gedaan. En hij zei het al aardig. Op uw vrome weg naar Duin. Nee, houd toch op man. Nee, ik houd niet op. Abraham wandelde door het geloof. Hij zei niet, nou ja, dan moet ik eens proberen om m'n best te gaan doen. en wandelen door het geloof, is ziend op hem, de overste lijdsman en volleinder des geloofs. Nou, dominee, dat woordje geloof, dat klinkt remonstrant tegenwoordig, in gefamilierde zinten klinkt het woordje geloof remonstrant. Weet je waarom? Ze weten niet meer wat geloof is. O, heb je het ook geloven, geloof ik. Paulus heeft het er altijd over. Buiten zichzelf. Buiten zichzelf. De gerechtigheid Christi. En gemeente, ik kan het je niet uitleggen, want ik weet niet hoe ik het uit moet leggen. Weet je, ik kan het helemaal niet uitleggen. Ik weet helemaal niet hoe ik het uit moet leggen. Gij zijt arm en toch rijk, zwak en toch sterk. Maar dat is... Gij zijt een goddeloze mannetje en toch rechtvaardig. Dat kan je toch niet bij elkaar krijgen, mensen. Ik zet altijd m'n voeten verkeerd. En toch is de weg, wat zal hem achttiendesheren? Wat? Vol maakt! Ik weet helemaal niet waar ik gaan moet. Maar hij zegt, gij hoeft het niet te weten, stel uw betrouw op den heren. Ja, maar ik moet me verbeteren. Hoelang ben je bezig? Gaat niet. Als je echt kind van God wordt, word je steeds armer en slechter. Dat meisje, waar ik je overal tegen gaan draven, dus ik zeg dat maar weer. Toen zei de omee, u bent heel niet met uw ei zo, want ik word beter. Ik zei, ja. Je zegt kei Johannes de doper, dat was toch wel een heel nauwgezet kind van God he? Toch? Was dat nou niet een mannetje dat, een profeet die heel nauwgezet leefde in de woestijn, een beetje springhaan en wat honingen, he? Die leefde toch niet in de wereld zou je zeggen, he? Maar weet je wat hij zegt aan het einde van zijn leven? Hij moet wassen en ik moet minder worden. Dat is de kerk. En als hij nou je alles wordt, jochie, mag je gerust in niks wezen. En als je dat niet weet, weet je helemaal nog niks. Dus nog eens, tzaddik, dat betekent vrijgesproken in het gericht. God gaat in het gericht met de mens, aan deze kant gaat het. Aanklagers, De wet gaat je aanklagen. Je geweten gaat je aanklagen. En je hebt op duizend vragen geen antwoord. Dat zet je op. Geen antwoord. En je wordt in het Gericht getrokken. En weet je waar je nou die Heer Jezus ontmoet, die gekruisigde? In het Gericht. In het Gericht. Die leer zijn we bijna kwijt, want ze zijn stiekem allemaal al wedergeworden buiten het gericht. Het is niet waar. En als de rechter dan komt en de ziel door genade het volk spullen te maken om God nog groter te maken in recht en gerechtigheid, want ook dat is een eer. Dan treedt er een tussen beiden en zegt, vader ik heb verzoening voor hem gevonden. Want je wordt niet door Christus gerechtvaardigd, maar door de vader. In de weg van de middelaar, die Christus is. Door de rechter. En de vruchter van de gemeenschap met Christus is een wandel door het geloof. We noemen dat de oprechte. Weet je wat oprechte mensen zeggen? Dan zeggen ze tegen je, je bent een leugenaar. Ze zeggen, ja, erger dan jij denkt. Ik hou van zulke prekende mannen. Je bent een dief. Ben ik ook nog. Och, was ik het niet. Maar ik ben het. Een vloeker. O man, Jezus weet het. Dat ik mijn hart weleens vast moet houden. Jullie wisten wat haar uitbarst betekent. Nee? Je bent een overspeler. Je moest eens kijken waar mijn ogen zitten betekent. Maar er is geen verdoemenis voor degene die in Christus Jezus zijn. Dat zei Hofman in Schiedam altijd. In Christus Jezus. Met al mijn ellende. Met al mijn onvolmaaktheid. Met al mijn goddeloosheid en vuile begeertes. Want wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Al het oude is voorbijgegaan. Het is alles nieuw voor de wereld. Sommig is het allemaal. De fundamenten worden omgestoken. Deze leer wordt veracht. Je bent stiekem wedergeboren en je kunt het zelfs zijn zonder dat je het weet. Ik zeg dus niet dat Johannes het ook weer niet wedergeboren was. Ik zeg ook niet dat dat niet kan. Maar dat is niet de leer der kerk. Dat is de leer van Kuiper. Neo-Kalvinisme. In gemeente dan zegt hij, de Heer is in het paleis van zijn heiligheid. En dus Heer, het troon is in de hemel. Zijn ogen aan schouwen. Zijn oogleden proeven de mensen, kinderen. We gaan eerst nog een feestje zingen. Elf, drie en vier. Het alwijze God beproeft wel eens de oprechten. En tuchtigt hen naar elk die het kwaad bemint. En wat volgen drie en vier van psalm elf. ZANG EN MUZIEK David zegt, ik zie God niet, maar God ziet mij. Hij is de verborgene. Daarom in die volgende tekst zegt hij, de Heer is in het paleis van zijn heiligheid. Dat paleis is heilig omdat God heilig is. Het is niet een heilig paleis. Het is een paleis van ZIJN heiligheid. Net iets anders. Dus als hij in u komt wonen, zijt ge een tempel van God. Geheiligd door de inwoning Christi. En die de tempel van God schent, zal God schenden. Paulus. Maar hij spreekt hier over God in de hemel. die ons ziet. Des Heretroon, dat woordje troon komt van een woord dat betekent bedekken. Wij zien Gods troon niet. Want God zien is sterven. Wij geloven hem. Paulus had een bijzonder gezicht. Hij werd opgetrokken in de derde hemel. Maar hij mocht er nooit over praten. Hij heeft onuitsprekelijke dingen gehoord, hij heeft zijn heerlijkheid gezien. Dat was een enkeling. Maar jullie die het ook gehad hebben? Lazers. Die opgewekt is uit de dood. Dus hier de troon is in de tempel, of de troon dat is wat bedekt is. God houdt zich verborgen. De wereld zegt er is geen God. Maar David zegt ik betrouw op de Heer. Hij is in de tempel als een heiligheid. En hij bedekt zich. Hij openbaart zich alleen in zijn zoon. die het uitgedrukte beeld is van zijn zelfstandigheid. Want niemand heeft ooit God gezien. Maar de Zoon heeft hem verklaard. Want wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Nou hij is in het paleis van zijn heiligheid en zijn ogen aan schouwen. Kijken niet, aanschouwen. Letten op je wandel, je gedachte, je handel. Alles. Ik heb weleens gedacht, hoe kan het? Ieder mens, elke gedachte, Maar God is een geest, die ieder mens geschapen heeft, toen geboren worden, en die hem kent. U kunt voor God niks verbergen. Hij aanschouwt u. We hebben het in Psalm 10 gehad. Hij aanschouwt de moeite en het verdriet opdat men het in uw hand legt. Dat was Psalm 10. Nu 11. Hij aanschouwt het. En hij gaat nog even verder, hij zet zijn oogleden proeven. Niet alleen zien, hij proeft het. Hij kent uw belangen, uw liefde en haat, hij proeft het. Maar heel mooi dat er staat oogleden. Weet je wat oogleden betekent? Als hij iemand aanziet, dan grijpt hij, menselijk gesproken, de oogleden samen om heel nauwkeurig te kijken. Doet hij ook wel eens. En hij proeft u. Hij hoort niet alleen uw woorden, hij kent uw gedachten, uw begeerden, uw affections, uw verlangens. En hij proeft het. Is dat wat hij zit aan te denken? Dat we met zo'n God te maken hebben. Dat is onze God. Althans, ik hoop dat het Uw God is in Christus. Dus mensen, je kunt niks verbergen. Daarom die hedders, die werden omschenen door de heerlijkheid Gods, door de glorie van God. Ze konden nergens meer heen. Ze vreesden met groot... Heb je ook al eens gevreesd? Voor God die in de tempel ligt? Of leef je in Marrakech? Ze proeven de kinderen van Adem. Nou, kinderen van Adem zijn verloren mensen, he? Gevallen mensen. Totaal verdorven. Totaal verdorven. Van hoofdschetel tot voedsel. Dus hij kent de vuiligheid van Jaart. En de wandel die schijnheilig is. Nou, doming Gods volk, nee! Die krijgen last van de schijnheiligheid, precies. Dat is een kind van God. en de rest krijgt er geen last van, want die rusten erin en die betrouwen erop. Maar als u een kind van God bent, we hebben het al eens gezien, Petrus deed ongeveer dezelfde zonde als Paulus, he? Als Saulus. Judas moet ik zeggen. Petrus deed dezelfde zonde als Judas. Alleen Petrus weende bitterlijk en Judas niet. Wou betalen. Daarom zeggen die discipelen, een van u heeft mij, zal mij verraden. Wat zeggen ze dan? Ja, dat is Judas, bij wijze van orde mensen. Ze zeggen, heren, ben ik het? Een beetje zelfkennis. Echte zelfkennis. De heren proefden rechtvaardig. Dat is weer mooi, he? Ik heb een vraag. Wat zijn dat dan voor mensen, de rechtvaardigen? Die zijn in Christus rechtvaardig gemaakt. Rechtvaardig gesproken, de tzaddik. Die zijn in dat gericht rechtvaardig gesproken. Als hadden ze geen zonde gehad nog, gedaan. Geloof je niet meer, he? Fundament is omgestoot, he? Niet meer nodig, he? Niet meer nodig te weten, he? Ja, niet meer nodig, hè? Omgestoken. Rechtvaardig. Kijk, lieve vrienden, als je niet rechtvaardig bent, dan ben je onrechtvaardig. Er is geen tussenweg. Er is niet een halve rechtvaardigheid. Of een gedeeltelijke rechtvaardigheid. Of een stapswijze rechtvaardigheid. De Tzaddik. God proeft de rechtvaardiger. Weet je wat er staat? God is rechtvaardig. Hij meet de zon daar met zichzelf. Zoals we geschapen zijn in het paradijs. Want God gaat van zijn recht niet af. Hij zegt niet, nou ja, omdat je gevallen bent, dan zal ik wat medelijden uit je hebben. Nee. God is slecht voor haar. Hij kan van zijn recht geen afstand doen. En dat is op twee manieren. Hij moet straffen de kinderen van Ada. De goddelozen, dat staat er he. Hij zal de goddelozen wegen strikken, vuur, verses, zwavel en geweld. Dat zie ik op de hel. Onze Noordse vaderen zeggen, de verworpenen zullen het recht gods verheerlijken. In zijn straffende gerechtigheid. Dan zal blijken dat het een rechtvaardig rechter is. Nou David die zegt, ja ze schieten me, ze willen me doden. Maar ik kijk op het einde. God beproeft ons. En hij proeft de rechtvaardige en dien die geweldlief heeft, haat zijn ziel. Daar schijnt het he. En is al op de goddeloze wegen en strikken, vuur, zwavel en geweldige stormwind, zal deel van hun beker zijn, die ze moeten leegdrenken. Want de Heer is rechtvaardig en heeft de gerechtigheden lief. Is weer zo'n bijzondere uitdrukking. Dus God is rechtvaardig en hij bemindt wat rechtvaardig is. Dat zijn twee kanten. En daar heb ik al een van genoemd. Dat is een rechtvaardige verdoemenis. En een rechtvaardige behoudenis. Want God behoudt door recht Sion zal door recht verlofst worden en de wederkeken doorrechten hernieuwingen. Hij behoudt door recht. Door de aangebrachte gerechtigheid van Christus. Sion wordt op recht geomgezaagd. Want God heeft het recht nu. En daarom wordt de Heer Jezus genoemd, de Heer onze gerechtigheid, die de Vader schenkt in het gericht. Christus wordt geschonken aan een verloren zonde, in een puntje destijds. Als had ik zelf voor al mijn zonden betaald en de gehele wet volbracht, op mijn rekening gezet. Hier wordt er afgerekend, straks is het te laat. Straks is het te laat. Na je dood kun je niet meer bekeerd worden. Niet meer verzond worden. En gemeente? Dat is nou het fundament, dat is Christus en zijn gerechtigheid. Maar ook het straffen de gerechtigheid. Wordt ook niet meer geleerd. Hel? Als je over de hel preekt, dan zegt ze, je moet niet altijd over hel. Ik weet nog dat ik in Amerika was en ze zeiden, je preekt altijd hel en fire en brimstone. Dan deed ik het maar meer. Ja, maar je moet de mensen niet bang maken. Waren ze maar bang. Waren ze maar bang. Om God te ontmoeten. Waren ze maar bang! Geen bang meer. Waarom niet? Een gehele verduistering van Gods geest. De fundament omvergeworpen. En als je preet, is het een ouder. Dat is ook een hele verdoeming spreken. Nee. Nee. Want Sion heeft een zaligmaker die ter huil is neder gedaan, om zijn ter huil weer op te tillen en thuis te brengen. Want het recht gods werd geëist van de zoon, opdat het uur geschonken zou worden. En wat heb je eraan gedaan? 0,0. Teven gewerkt. Want uit genade zijt gezalig geworden, en dat niet uit u. Het is Gods gave, door het geloven. Gemeen daar heb ik een woordje voor een mens die niet meer bekeerd kan worden in ons midden. Ik geloof dat er nog één is. Dat Christus uw geloof worden, uw bekering, gerechtigheid en heiligheid, En hij uw zonden zei, Luther zegt heel mooi, als Christus u zalig wordt, stelt hij de zonden van u, die zijn voor mij en ge krijgt mijn gerechten. En zou je dat niet beleven als dat gebeurt in je leven? Zou je dat niet beleven als dat gebeurt? Tegenwoordig zeggen ze, beleven ze niet allemaal. Nee, ze gaan ook niet allemaal naar huis. Maar zou je dat niet beleven? Wat een grote waarheid! De fundamenten worden omver gestoken. Ja maar dominee, daar hou je niet veel mensen over, maakt me niks. De gunst van God is met meer dan duizend mensen. En ze zullen ook van allen gehaat worden. Moet je maar op rekenen. Als je een verdoemend recht brengt en een verlossend recht gaat leren, dat zijn twee wegen. Het zijn allebei rechten. Het zijn allebei rechten. Want God houdt de gerechtigheden lief. Heeft het recht lief. De rechtshandelingen lief. Daar staat-ie he. Heeft gerechtigheden lief. Saniek. Rechtvaardigheden. En hij aanschouwt oprecht dat degene die wandelt door het geloven, waar Christus uw wet geworden is. Je moet het beter lezen. Wandel voor mijn aangezicht en zij het oprecht, zegt de Nederlandse, hetzelfde woord hier in de King James Version, zij het volmaakt. Wij kunnen niet voor God, en dan krijg je een teken, de besnijder is de doop, Als het teken van de rechtvaardigheid is geloof. Ik ben rechtvaardig in het geloof. Door het geloof in de gemeenschap Christi. Want hij is mijn wijsheid, gerechtigheid en heiligmaking. Van de vader geschonken moedertje. En dan hoef je geen kabeltje bij te doen. En hij bederft je alles. Bederft je alles. Want ziel wordt door recht verlost. Maar owé, als je het breekt voor het avonddag. Een evangelie zonder recht, dat is een wankelfundementje, daar kan een gebouw niet op rusten. Die eeuw, dat breekt dan. Als er straks voor God moet verschijnen, die uw nieren geproefd heeft, die uw wandel kent, Ja, maar dominee, daar heb ik een vraag aan je. Zou je dat nou altijd gevoelen? Ik ga één ding tegen je zeggen. Als jij in dat gericht geweest bent en God hebt dat gericht weggenomen, word je wel aangevallen door de duivel. Maar die angst krijg je nooit terug. Die neemt u weg. Hebt u weggenomen. Dat oordeel is weg. Maar je wordt wel benauwd gemaakt. En dan zeggen ze, zou het eigen werk zijn of Gods werk? Zo, en dan zeggen ze tegenwoordig, het is beter niet zeker te weten. Weet je wat Rome zegt? Als je het zeker weet, zegt het synode van Trent, hè? Dan ben je vervloekt. Want de reformatie leerde dat de zekerheid, de verzekering, een deel was van het zaligmakende geloof. Nou, je bent vanavond dogmatisch. Nee hoor. Hij kan je wel te pakken nemen, maar niks met mij afpakken, want een oude jochie. Hij kan je wel op de grond gooien en zeggen, nou je hebt je bedrogen voor de eeuwigheid. Maar ik zou één ding zeggen, ik betrouw op de Heer en ik vlucht niet als een vogeltje naar het gebergte, want het helpt me niks. Weet je wat mooi is? Als godsvolk geslagen wordt, geestelijk, door vijanden, weet je wat ze doen? Kruipen ze altijd naar God toe. Heer, help me. Heer, help me. Maar als je een goddeloos mens bent, kruip je van God weg. Maar dan kom je met al je schuld, al je schande, op naam vangenade. Je geslaagde rechtvaardige sla mij en het zal olie, dat is de geesteswerk, op mijn hoofd wezen. Daar ga ik lekker van ruiken, zegt hij. Gaat lekker vooruit, gezegd hij. Gaat heerlijk vooruit, gezegd hij. Gemeente, zal hem helpen. David, die begint niet over zijn weg te klagen, hij moppert niet en hij zegt, straks komt het van de eeuwigheid wel openbaar. En hoe mijn weg ook is, vertrouw op de neer. Ik ga niet vluchten, ik ga niet wegvluchten. Ik zoek hem te vluchten. En straks komt de eindafrekening. Gemeente van Stappers. Ach, Stappers. Gemeente van Springfoort. Straks komt de eindafrekening. En ik moet hier naar de wezen, m'n kind. Oké. Dominee, wat moet ik doen? Niks doen, mensen. Niks. Ja, ik wil wat doen, dacht ik al. Fouten. Doch degene die niet werkt, Maar geloofd in hem die de goddeloze rechtvaardig diens geloof wordt gerekend. Je hebt het niet, het wordt je toegerekend tot gerechtigheid. Toegerekend, op je rekening gezet. Op je rekening dat enkel rood is tot dieprood. Het wordt zwart, als had ik geen zonde gehad, nog gedaan. Ach mens, weet je wat nou in Maarten is bekend? Deze God is onze God. Het is ons deo. Jongen, jongen, wat verhindert je? Je vroemheid en werkheiligheid verhindert je. Ja. Waard gerecht goddeloos, je zal vanavond rechtvaardig zijn. Want hij zoekt het verlorene en het weggedrevene brengt hij terug in Christus. Buiten uzelf. Alleen om Jezus' wil aan en laat ons zijn aan ageren. We hebben u nodig als die grote toepasser. Die deze psalm gaat verklaren en niet alleen maar op toepassen. De waarheid daarvan doet kennen in het hart, in de ziel. En dan beproeft u altijd de wegen van uw kerk, u beproeft ze. Juist door tegenheden en aanvallen. En dan gaat de wereld zwak worden, maar uw volk wordt sterk. In de wind gaan de wortels dieper naar beneden. In uw rusten Omdat de beproeving uus gelooft, terwijl het veel kostelijker is dan het goud dat beproefd wordt, bevonden wordt het te zijn tot lof, eer en heerlijkheid, Gode en de Vader. Ach! Ach, Heer, ach, Heer, deze ellendeling riep, en gij hoorde, en gehoord nog, om Jezus wel. We eindigen met 73, 14e vers. 73, 14e vers. 73, 14e vers. Wie ver van U de wereld bezoekt, vergaat die land, wordt vervloed. Maar het is mij goed, mijn zalig slot, erbij te wezen bij mijn God. 14, 73 vers. MUZIEK In de hemel, in de hemel, in de hemel ZANG EN MUZIEK U wogert dan zeen, gaan in vrede naar uw huis, ontvangen met biddenlaarde. Bezegend is Heer u in zijne naam op uw weg. Leren zegen u, en hij behoeden u. De Heer doet zijn aanschijn over u licht, en zij uw genadigde Heren verheffen zijn aanschijn over u, en geven u vrede. Amen.
God heeft de oprechte lief
Series De Psalmen
Sermon ID | 101119045562114 |
Duration | 1:23:39 |
Date | |
Category | Sunday Service |
Bible Text | Psalm 11 |
Language | Dutch |
Documents
Add a Comment
Comments
No Comments
© Copyright
2025 SermonAudio.